Lyrisch labyrinth(1930)–Anton van Duinkerken– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] A nonsensical Journey Voor Jozef Theeuwes. Ergens is geen geluid. De wereld ligt - verstorven achter een horizon van onontdooibaar ijs - te wachten op de heropening van 't aardse paradijs. Ik wil daarheen. Hier ben ik moe gezworven. Wordt een idylle zelfs geen tragedie door haren langen duur en 't lijdelik vervelen van elken dag in eendre stonden in te delen voor steeds dezelfde vreugd en plicht? O harmonie: 't Gestadig slaan der uren van de toren en klokjes naklank, waar het thuis als nergens tikt de maatgang van de dag, die in de klokgalm snikt van altijd dag te zijn en steeds zichzelf te horen. Het eender bellen van dezelfde mensen aan de deur en de voorbijgang van de schooljeugd en haar zingen, 't lieve vertrouwd zijn van te lang beminde dingen maken het vreugdevolle tot ondragelike sleur. Een dichter kent alleen het avontuur der dromen en is maar zwerveling op 't onbegrensd gebied zonder begin dan bij hemzelf, zonder verschiet dan waar zijn laatste wensen niet meer komen. Tot hem de daadzucht drijft en, ongelukkig van te verrukt te zijn, hij zich beproeven wil; een wijs man schudt het hoofd bij deze gril en zegt: ‘de gave van de taal maakt iemand nukkig. Het leven vraagt een vasten horizon, helder als glas en meetbaar aan den einder; de beste dromer is een slecht voleinder van wat zijn stoutste moed verlangen kon.’ [pagina 81] [p. 81] Waartoe die wijsheid tot het eind aanhoord, wanneer men weet, dat de verschieten wijken bij elken voetstap? De gronden bezwijken voor onze beweging, die eeuwig bekoort.... ‘....En eindeloos ontgochelt, omdat sterven de resultante zijn zal aller krachten en omdat alle willen, ieder smachten slechts naar de rust van 't einde kan verzwerven.’ Zo dragen wij den onzin van 't begeren in levens luid beweeg en zijn niet troosteloos, daar een verplaatsing ons in tijds geringe poos iets van de wijdsheid onzer eeuwigheid kan leren. Vorige Volgende