Lyrisch labyrinth(1930)–Anton van Duinkerken– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] Lantarens op de Zee Malmö. Het spiegeldansen van de lichten op het water verijlt de zee tot een toverpaleis van bestendige rust; elke beweging gaat er langzaam in onder, wordt schuchter en wijs. Dit lijkt de naglans van het eens geleefde leven van wezens wier bestaan een wonder werd: hun handen lichtten groen, hun voorhoofd goudbesterd, werd milder dan het onze naar het licht geheven En ving de zon in zo veel schitteringen van àl te stralend goud, dat elk verblind door 's anders glans zichzelf verloor, ontzind over een gulden plein liep, en begon te zingen. Die wandelaars zijn met hun stad verloren en werden zee. Hun zang werd eeuwigheid; slechts aan het water kan de glans behoren, die ónze zon over hun hoofden heeft gespreid. Maar nu de nacht valt en 't veelvuldige bewegen der grote stad zich tot een ademtocht verstilt, zijn de lantarens, op de havenwegen lichtend, voor dit verzonken rijk zéér mild. Vorige Volgende