Lyrisch labyrinth(1930)–Anton van Duinkerken– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] Glorie van Delft Voor Dirk Coster. Wel weet ik milder licht omheen een toren zweven dan in uw grauwe Delft, doch nu de hemel klaar en vol genaden is, wordt dáár ook openbaar hoe mensen onbewust nabij aan englen leven. En hoe aan de aarde vreemd, diep in zichzelf getogen de schoonheid niemands deel is, elks gemis: een vorm-geworden heimwee ter getuigenis van 't laatst verlangen van ons bloed en van onze ogen. Wij hunkeren naar méér dan 't leven en de dagen - de schoonste zelfs - zijn van dit grauw begeren grijs, doch eenmaal bouwde 't zich een eigen paradijs: toen ving het grijze Delft den jubel van ons klagen. Vorige Volgende