Lyrisch labyrinth(1930)–Anton van Duinkerken– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Bij het Graf van Gerard Bruning Voor Henri. Schrijnend de dag: een schandelike wond en Moedeloos verbleekt. Roerloze ontroering, stond ons beider eenzaamheid in al te pril herdenken van deze, die zichzelf zocht weg te schenken, maar nooit geheel zichzelven vond vóórdat God riep. Hoe bitter van zijn aarzelende tijd de hulpeloze gang ter eeuwigheid verliep: de laatste stond was hoog en zuiver als een vlam. Want dit had van zijn afgemarteld lijf - zónder verweer - de pijn verblijd: dat eindelik de Vader wat steeds door elk geweigerd was, het enig laatste, nàm. Toen bracht zijn wederkeer ons allen nader. Vorige Volgende