Lyrisch labyrinth(1930)–Anton van Duinkerken– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] De verloren Zoon Preek van een oude neger-pastoor. Jonge man, jonge man, jouw armen zijn te kort om te boksen met God. Maar Jezus sprak in een gelijkenis en zei: een man had twee zonen - de naam van de man werd door Jezus verzwegen maar zijn naam is God, de Almachtige - en Jezus gaf geen naam aan zijn twee zonen maar elke jonge man in elke stad is een van die twee zonen. De jongste zoon zei tot zijn vader - Vader, zei hij, deel uw goed en geef mij gauw mijn deel. De vader zei met tranen in zijn ogen: Zoon verlaat het huis van uwen vader niet. Maar 't kind was star in zijn gemoed en trots van hart, het nam zijn deel van het vaderlik goed en trok van huis naar een ver land. Daar komt een tijd, daar komt een tijd, dat elke jonge man uitziet van vaders huis en reizen wil naar een ver land. En de jonge man reisde van huis en hij zei in zichzelf, toen hij reisde van huis: de weg is makkelik en goed en waarlik beter dan de voor achter de ploeg. Jonge man, jonge man, de weg is makkelik en goed, die naar de hel voert en het eeuwige verderf, hoe verder gij wegreist, hoe lichter het gaat, [pagina 21] [p. 21] gij hoeft niet te tobben, te zwoegen, te zweten, maar schuiven en glijden, enkel maar schuiven en glijden totdat gij bonst aan de donkere poort van de hel. De jonge man reisde maar, reisde maar tot hij een avond kwam in een stad - die straalde bij nacht als de blinkendste dag - de straat was vol volk en gedreun van jazz en kopermuziek; overal waar hij zich wendde was lach en zang en dans. Hij hield een vreemdeling aan en hij zei: zeg, welke stad is dit? De vreemdeling moest lachen en hij zei: weet je dan niet dat dit Babylon is? Babylon is de grote stad. Kom, goede vriend, ga mee, en laat ons gaan. - De jonge man liep met de bende. Jonge man, jonge man, geen mens is ooit alleen in Babylon en je kunt altijd met een bende gaan in Babylon. Jonge man, jonge man, je bent nooit alleen in Babylon, nooit alleen met Jezus in Babylon. De jonge man ging met zijn nieuwe vrienden en kocht nieuwe kleren; bij dag was hij in herbergzalen en zoog al het vuur uit de hel en 's nachts was hij in speel-lokalen waar hij met satan dobbelde om zijn ziel. Hij ging met de vrouwen van Babylon. [pagina 22] [p. 22] O! Babylons vrouwen gekleed in purper en goud en scharlaken, zwaar van armbanden, ringen en allerlei siersels, met lippen als bijkorven, druipend van honing, en reukwerk, dat geurt als jasmijnen! De zoete jasmijngeur van Babylons vrouwen steeg door zijn neusgaten, steeg naar zijn hoofd. Hij kwistte zijn goed in wellust en vreugde bij avond, en 's nachts in het donker met aangenaam-zondige vrouwen in Babylon. Die roofden hem zijn goed en stalen hem zijn kleren en lieten hem achter in vodden, en arm op Babylons straten. Toen liep de jonge man met een andere bende: de schooiers en de melaatsen van Babylon en hij ging heen en hoedde varkens; - - hij had meer honger dan zij. Hij lag op zijn buik in smeurnis en slijk en at den afval met de varkens en daar was niet één varken zoo diep gevallen, dat het zijn wenkbrauw niet fronste wanneer het die man zag in Babylons verworpenheid. Zo kwam de jonge man weer tot zichzelf. Hij kwam tot zichzelf en hij zei: in het huis van mijn vader is plaats genoeg en elke knecht heeft er brood om te eten en plaats om te slapen. Ik wil opstaan en naar het huis van mijn vader gaan. Zijn vader zag hem al in de verte en hij liep uit op den weg om hem tegen te gaan. [pagina 23] [p. 23] Hij gaf hem nieuwe kleren aan en hing een gouden ketting om zijn hals. Hij lei een feest aan, hij slachtte 't vetste kalf en noodde de buren aan tafel. O, zondaar, zondaar, wanneer jij omgaat met Babylons bende, Babylons wijn drinkt en spel drijft met Babylons vrouwen, vergeet je God en lach je met de dood. Vandaag ben je sterk als een wervel in je nek en een ellepijp binnen jouw arm, maar er komt een dag, er komt een dag dat je moet vechten, vuist tegen vuist, met de dood, en de dood moet noodzakelik winnen. Jonge man, wijk van Babylon de stad aan de grens van de hel wijk van Babylons dans en spel van de wijn en de whisky van Babylon en de hete lippen van Babylons vrouwen. Val op je knieën en zeg in je hart: ik wil opstaan en gaan naar het huis van mijn vader. (Naar een Noorse tekst) Vorige Volgende