Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd't Gauwe MiertjeGauwe Miertjes, kleine diertjes,
Grote meesters van de mens,
U te prijzen met de WijzeGa naar voetnoot5)
Is mijn welberaden wens.
Gaat luiaarden, ziet naar de aarde,
Die 't ten hemel niet en lust,Ga naar voetnoot6)
En zult leren distingeren
Tijd van arbeid en van rust.
| |
[pagina 224]
| |
's Zomers gaat het, lost het, laadt het
Kleine miertje, wijs en vroed,
Waarvan 't in de koude winden
Van December leven moet;
Als de kreeklen, die op steeklenGa naar voetnoot1)
't Zomerweer verzingen dwaas,
Moeten derven, moeten sterven
Bij gebrek van winteraas.
Ziet ze handlen, ziet ze wandlen,
Ziet ze lopen ginds en weer,
Ziet ze slijten, ziet ze splijten
't Marmer met hun voetjes teer.
Even wakker naar de akker,
Die hun pootjes, zonder kootjes,
Dragen uit de tarweschoof.
Maar bijzonder is 't een wonder
Boven al, gelooft het vrij,
Dat zij 't koren om 't te smorenGa naar voetnoot2)
Knagen af te wederzij,
Ja met dijken wel bestrijken,Ga naar voetnoot3)
Opdat daar noch bij noch naGa naar voetnoot4)
Water stromen zoude komen,
Aan te brengen rot of scha.
Kleine beestjes, grote geestjes,
Dank uw Schepper hebben moet
VanGa naar voetnoot5) de lering die uw nering
Aan de trage mensen doet.
DesGa naar voetnoot6) zo schamen wij bij name
Ons, die Christus kennen, dat
Onze handel, weg en wandel
Zo ver wijkt van 't mierenpad.
joannes stalpart van der wiele (1579-1630) |
|