Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 219]
| |
't Is alsof het God daarboven
Hartelijk met zijn zoet gezank
Tracht te prijzen en te loven,
't Is alsof 't hem vrolijk dank',
Omdat hij nu alle dingen,
In deez' zoete lentetijd,
Doet met nieuwe vreugd ontspringen
Door de wereld breed en wijd.
Ziet het eens de lucht doorsnijden,
Vrolijk, onbelet en vrij!
't Kan zijn kleine hart verwijden,
Dat het onbekommerd zij.
't Wacht van God zijn daaglijks voedsel,
Daar het wel mede is gepaaid,
Voor hem zelfs en voor zijn broedsel,
Schoon het niet en zaait of maait.
Zoekt het zijne spijs op aarde,
't Is met zoveel zorgen niet.
't Zal ook nimmer zulks aanvaarden,
Eer het zingt zijn morgenlied.
Zijne God te mogen zingen
's Morgens vroeg en al de dag,
Gaat hem doch voor alle dingen,
Zo men hier bemerken mag.
Trage ziel, die heel onlustig
Tot de lof des Heren zijt,
Op! dit beestje maakt u lustig!
't Roept: 't is tijd, tijd, tijd, tijd, tijd!
Dringt van de aarde en de aardse dingen
Onverhinderd door de lucht,
Om uw Schepper lof te zingen!
Geeft hem uwer lippen vrucht!
Maakt Gods geest u eenmaal vurig,
Neemt wel waar die zoete stond,
Zingt met hert en mond gedurig
Dan zo lang gij immer kont,Ga naar voetnoot1)
Evenals dit kleine beestje,
Dat niet weer naar de aarde tracht,
Als ontsteken is zijn geestje,
En hem niet bezwijkt zijn kracht.
| |
[pagina 220]
| |
Waarom zijt gij ook niet wakker
In deez' geestelijke lent',
Daar God op ons harten akker
Hemels vocht en warmte zendt?
Daar de droevge wintervlagen
Van verzoeking en zwaar kruis
Heil en blijdschaps lentedagen
Door Gods gunst ons brengen thuis?
Waarom veel vergeefse zorgen?
Waarom doch zo veel verdriet
Om de onzeekre dag van morgen?
Ziet gij deze leeuwrik niet?
Die al wat hij heeft van node,
Wacht, met blijdschap van de Heer?
U is zulks veel meer geboden,
En God zorgt voor U veel meer.
Hebt vrij in 't gebruik het aardse,
Maar het hemelse in begeert',
Voedt uw aandacht en bewaart ze,Ga naar voetnoot1)
Als uw hart tot God zich keert.
Wilt als met dit beestje strijden,Ga naar voetnoot2)
Wie zich meest opheffen zal.
Wilt met ijverzucht benijden
Dit zijn onvermoeid geschal.
Hoort het zonder poze eens schallen
Door de lucht totdat het komt
Plotslijk op de aarde vallen,
Zijnde als tegen dankGa naar voetnoot3) verstomd.
Poost niet in uw hemelzangen!
Moet gij tegen wil en dank?
Wilt daarna opnieuw aanvangen,
Als de leeuwrik met zijn zank.
willem sluiter (1627-1673) |