Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 215]
| |
Te vroeg opluikende bloemeTeer bloemeke, zie, wat gij doet;
Gij durft het al te ontijdig wagen:
April heeft ook zijn wintervlagen
En geeft nog wel een witte hoed.
Gij geeft u al te vaardig bloot:
Daar kan nog wat ontstaan van 't Noorden,
't Welk kwetsen kan, ja gans vermoorden
Uw geestig wit en aardig rood.
Beklagen zult gij nog misschien,
Dat gij op de eerste lenteliefde
Of lauwte uw zwanger knopke kliefde,
En ons uw blos zo vroeg deed zien.
Een Maartse lach dient niet vertrouwd;
Laat, zo 't u veilig lust te pralen,
Apoll' de Stier eerst achterhalen.Ga naar voetnoot1)
Gij slachtGa naar voetnoot2) de zeeman, die te stout
Op ene schone dag of twee
Zijn anker licht en valt aan 't varen,
Maar nauw gekomen in de baren,
Weer roept om zijn verlaten ree,
Wanneer hij al bestorven ziet,
Hoe fel van de onverwachte vlagen
Zijn vlot gebeukt wordt en geslagen,
En heen solt, waar 't de wind gebiedt,
Wanneer hij in verzuipens nood,
Van zand, van zout, en schuim bedolven,
Meent zoveel doôn te zien als golven,
En telkens wacht de jongste stoot;
Gij slacht de hoveling, die prat
Op 't eerste gunstig oog zijns here
Fluks valt aan 't pochen en brageren;Ga naar voetnoot3)
Maar duren is een schone stad.
't Gaat in het hof als in de hof:
De hovelingen en de blommen,
Te haastGa naar voetnoot4) ontloken of geklommen,
Die vallen dikGa naar voetnoot5) weer haast in stof.
Kortom gij slacht ons allegaar?
Die ons als slechthoofden en schapen
Aan 't tegenwoordige vergapen,
Hetzij dan welvaart of gevaar;
| |
[pagina 216]
| |
Die zich van ramp gegeseld vindt,
En durft zich gans geenGa naar voetnoot1) heil verbeelden;
En die gestreeld wordt van de weelden,
Droomt niet als mooi-weer en voor-wind.
Maar alle lief sleept ook zijn leed,
En alle leed ook zijn vermaken.
God heeft de wereldlijke zaken
Met honingsap en gal doorkneed.
Zo volgen bitter winterweer
En zoete zomer op malkander;
Zo volgen dag en nacht de een de ander;
Zo gaat het al nu op, nu neer.
Dus bloemke, ofGa naar voetnoot2) u 't innig lot,
Waarvoor ik duchte, kwam te krenken,
Zo hebt gij 't spreekwoord te gedenken:
Vroeg groen, vroeg grijs; vroeg rijp, vroeg rot.
jeremias de decker (1609-1666) |
|