Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd[Ruisende winden]Ruisende winden
Door iep en linden
Echo's stuiten
Op 's herders fluiten
Door het dichte hout
Van 't groene woud
Vleit mij veel meer als het klinken
Der trompet,
Die, schel ten gil gezet,
De harten wet
En dorstig maakt om bloed te drinken,
En graagGa naar voetnoot2) om 't zwaard te zien besmet.
Als men ziet kommen
't NimfjeGa naar voetnoot3) met blommen
En met bladen,
Schone sieraden,
Om 't hoofd gesierd,
VanGa naar voetnoot4) 't woud gevierd,
Dan is het goed in 't veld te slapen.
Die 't dan mag
Gebeuren met de dag
Te wandlen, ach,
Wat kan hij lekkernijen rapen!
Het zingend woud maakt dan gewag.
| |
[pagina 213]
| |
Andere vrijers,
Lustige strijers,
Dappre knechten,
Vrijen met vechten
't Muurtje van een stad,
Ik gun hun dat.
Vrij een jonge herderinne
Aan een stroom,
Begroeid langs hare zoom
Met de elzeboom;
Dat - dunkt mij - is een beter minne,
Dat is een zoeter levensdroom.
jan luiken (1649-1712) |
|