Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| |
Aan H.S., toen hij Christus aan het kruis geschilderd hadDit lichaam is geheel mismaakt,
Omdat het niet geheel mismaakt is.
Gij schildert dat het helder blaakt,
En toont niet waar de roe geraakt is.
't Gelijkt naar Christus niet, o neen,
Omdat gij 't Christus doet gelijken.
Wilt gij hem tonen als voorheen?
Zo zoekt in alle woeste wijken
De diereGa naar voetnoot1) bloed- en tranenplas
Van die men om Zijn naam deed sterven,
En mengt ze met hun heilige as.
Gij kunt hem zonder zulke verven
Niet schilderen als Hij is geweest.
Niets schendt er meer dan geselzwepen.
Dit lichaam is te gaaf van leest,
Bekleedt het vel met rode strepen.
Zo heeft de Jood u voorgemaald.
De staatzuchtGa naar voetnoot2) durft de deugd bestrijden;
De boosheid toont zich onbepaald;Ga naar voetnoot3)
Wie hoort dit zonder medelijden?
Vertoont Hem met een doornenhoed,
En blust Zijn oogkool, hel van stralen,
In eeuwigzaligmakend bloed.
De kunst mag niet van 't voorbeeld dwalen.
De roe heeft de aadren afgesneên.
Geweld heeft zin in wreê schildrijen.
't Penseel, beroemd door geestigheên,Ga naar voetnoot4)
Moet nimmer tegen 't leven strijen.
Wie Christus beeldt het meest mismaakt
Die heeft het leven 't meest geraakt.
jan vos (± 1620-1667) |
|