Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdHeilige aandacht op het lijden van onze zaligmaker Jezus Christus(fragment)
gekruiste, zijt gegroet, mijn hoop, mijn hulp in pijn,
Mijn leven, en de troost van die weemoedig zijn;
Der droeven vaste burcht in 't zwak gelovig wensen;
De toevlucht, zaligheid en roem der Christenmensen.
Gij zaligt ons aan 't Kruis, en zijt tezaamGa naar voetnoot1) het Lam
En Priester, en verneêrt Uw Godheid aan deez' stam.
Uw hoofd hangt nederwaarts met een genegen wezen,
Tot teken van Uw liefde hier aan Uw volk bewezen.
Uw hals hebt Gij naar mij toe, alsof Gij, Jezus, woudt
Met uitgerekte hals mij kussen aan het hout.
Gij steekt Uw handen uit, als wilde Gij mij wenken,
En mijn verslagen geest de kelk van blijdschap schenken.
Uw armen, die Gij hebt gespannen wijd vaneen,
Omhelzen aan het hout, de zondaars in 't gemeen.
De rechterarm de Jood, de linker noodt de heiden:
DusGa naar voetnoot2) stervende begeert Gij 't leven dezer beiden.
Uit beide Uw ogen stort een volle tranenvliet,
Opdat die droeve vloed verdrijve mijn verdriet.
Des werelds vuiligheid en zonde is weggenomen
Door 't onbesmette bloed dat uit Uw zij kwam stromen.
Uw smarte brengt mij vreugd, Uw smaadheid glorie aan.
Ik heb een vrije hals, omdat Gij zijt gevaân.
De slagen, die Gij voelt, beschutten mij voor slagen;
En voor mij mens, Gij God, die gesels moest verdragen.
De doornenkroon die Gij op 't hoofd onschuldig droegt,
Dat is een loon die bestGa naar voetnoot3 mijn kwade zinnen voegt.
Uw koninklijke hand een skepter op moest steken,
Opdat mij in Uw Rijk geen skepter zou gebreken.
Toen Gij verlaten werd stond mij de hemel bij,
En Uwe klacht, maakt mij klachteloos en blij.
Uw dood mijn leven is, 'k werd uit Uw lijk herboren,
En 't geen U 't licht ontrooft, brengt mij het licht te voren.
caspar van baerle (1584-1648) |
|