Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |
Der verdrukten toevluchtO goede God, die te allen tijde
Hebt met onz' zwakheid medelijden;
Gij die U innerlijk ontfermt,
Wanneer Uw volk is in ellende:
Wilt U tot mij ook eenmaal wenden,
Wiens ziel inwendig treurt en kermt.
Mijn zuchten is U niet verborgen.
Gij ziet mijn moeiten, angst en zorgen,
Gij weet hoe lang, hoe veel, hoe zwaar
Ik heb verdragen en geleden,
En tegen mijn verdriet gestreden.
O God, Gij weet het allegaar.
Gij wilt niet dat we onszelve kwellen,
Of met vergeefse zorg ontstellen;
Maar dat wij onz' begeerten U
Met bidden, smeken en met danken
Voordragen zullen, zonder wanken.Ga naar voetnoot1)
Mijn trouwe God, dat doe ik nu.
'k Beveel het U, op wat maniere
Uw liefde en wijsheid alles stiere.
Gij weet het best, hoe en wanneer
Gij mijne zaken zult verlichten.
Ik geef 't in Uwe handen, Heer.
't Geen U belieft mij op te leggen,
Zou ik daartegen doen of zeggen?
O neen, maar gaarne neem ik 't aan.
Ik kus Uw vaderlijke roede,
Die nimmer anders dan ten goede
Uw lieve kindren placht te slaan.
Hoewel Gij mij niet alles even
Moogt na mijn wens en wille geven,
Zo hoop ik toch, en zwijge stil,
Opdat Gij mij, met gunstige oren,
Nog zult te mijnen besten horen.Ga naar voetnoot2)
Doet zulks, Heer, zus lust mij Uw wil.
willem sluiter (1627-1673) |
|