Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdGodskennisWanneer het spade licht begint hemGa naar voetnoot2) uit te spreien
Op 't vlakste van de zee, de viskes haar vermeien
En menen, wat er blinkt dat het al sterren zijn,
Hoewel ze niet en zien als ene wederschijn;
Maar die hier in de lucht en boven 't water leven
Die zien des hemels heer bescheidenlijkeGa naar voetnoot3) zweven.
Zo is het met de mens: al wat hij hier aanziet
Van God en van Zijn rijk en is het wezen niet,
Maar een geringe schijn, waarvan de naakte waarheid
Aanschouwen wie daar zien de goddelijke klaarheid.
jacobus revius (1586-1658) |
|