Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdLijkklacht aan het vrouwekoorGa naar voetnoot3) over het verlies van mijn eegaO heilig koor, dat van de mijnenGa naar voetnoot4)
't Vergaan en onvergaan gebeent'
Bewaart, en zachte rust verleent,
Totdat de zon vergeet te schijnen;
Nu groeit 't getal van uwe lijken
Door een, dat meest mijn geest bedroeft,
En met de lijkschroefGa naar voetnoot5) 't harte schroeft,
Die voor geen jammerklacht zal wijken.
Nu perst uw harde zerk het kermen
En tranen uit het hart en oog,
Om mijn CreüseGa naar voetnoot6), die omhoog
Gevaren, smolt in bei mijn armen:
| |
[pagina 83]
| |
Terwijl ik te Aquileia streefdeGa naar voetnoot1)
Met Constantijn, de grote held,
Door zwaarden, op de keel gesteld,
Door vlam, die naar de sterren zweefde.
Ik wenste nog om enig teken
Van haar, die als een schim verdween;
WanneerGa naar voetnoot2) ze mij te troosten scheen,
En in de droom dus toe te spreken:
Mijn lieve bedgenoot, deez' zaken
Gebeuren geenszins zonder God.
Vernoeg metGa naar voetnoot3) uw getrokken lot,
En wil uw heldenwerkGa naar voetnoot4) niet staken.
Dat ramp noch druk uw dagen korten,
Voordat gij ziet, naar uwe wens,
De vluchtige tiran MaxensGa naar voetnoot5)
BestorvenGa naar voetnoot6) in de Tiber storten.
Dan zal uw ziel ten hemel draven,
Wanneer het triomferend hoofdGa naar voetnoot7)
't Gewijde zwaard, aan God verloofd,
Ontgordt, op der apostlen graven.
Bestel mijn sterflijk deel ter aarde,
In 't koor der zegenrijke Maagd,
Daar zulk een schaar de naam afGa naar voetnoot8) draagt
En die mijn naam ook gaf zijn waarde.
'k Verhuis, van 't aardse juk ontslagen,
Omhoog in 't hemelse gebouw.
BezorgGa naar voetnoot9) de panden van onz' trouw.
Twee kinderen, die ik heb gedragen.
Zo sprekend week zij uit dit leven.
Marië, al laat gij mij alleen,
Uw vriendschap, uw gedienstigheên
Staan eeuwig in mijn hart geschreven.
| |
[pagina 84]
| |
Hoe ver deez' voeten mochten dwalen,
'k Zal derwaartsGa naar voetnoot1) mijn bedrukt gezicht
Nog slaan, waar voor het rijzend licht
Uw bleke ster ging onder dalen.
joost van den vondel (1587-1679) |
|