Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 80]
| |
Scheid-liedop het vertrek van juffrouw lucia van eisinga naar denemarken, bijGa naar voetnoot1) haar man, de heer erich brahe Bedroeft u nu met recht, gij welgemoede Friezen!
Want de hoogste hovaardij, de schoonheid, het sieraad,
De paarle van uw land, die zult gij nu verliezen,
Komt, ziet ze nog eens na, nu zij te schepe gaat.
't Schijnt, dat de zee en 't land nu sterk tezamen strijden
Om 't menselijk genot van zulke schone buit;
Maar laas, de zee die wint, het land dat moet het lijden,
Men trekt met groot geweld het schip ten haven uit.
Vaart wel, godin, versierd met alle de sieraden
Die ooit de hemel heeft een sterflijk mens verleend;
Het schip van blijdschap springt, omdat het heeft geladen
De deugden al tezaam in ene vrouw vereend.
Ziet hoe de trotse zee van vreugd begint te schuimen,
Omdat ze op haar rug zo schone nimfe voert;
De zeilen zwellen op van hovaardij, en ruimen
De schoten, als de wind haar naar de eis aanroert.
O, schone Zon, vaart wel! Ik wense, dat de Here
U alle voorspoed op uw grote reis toezend',
Dat regen, wind, noch zee, noch lucht u ietGa naar voetnoot2) mag deren
Totdat gij bij uw lief, uw brave Brahe bent.
Ik wense, dat uw reis gelukkig mag gedijen,
Dat 't ende daarvan zij 't beginsel van uw vreugd;
En u - niet uwe Bra' braverende - verblijen,
Ja, wat uw zoete hart begeert, genieten meugt.
jan jansz. starter (1594-1626) |
|