Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdZendbrief, ingesteldGa naar voetnoot4) op de naam van mevrouw de prinses, aan haar man, de prins van oranje(fragment) Mijn Heer, zo nu misschien geen trommels u beletten,
Noch 't ijselijk geraas der klinkende trompetten,
En zo gij nu ter tijd niet dicht bij 't ongeval,
En onder het kanon gaat rijden naar de wal:
Wend herwaarts uw gezicht en wilt de brief doorlezen
Van uw beangste vrouw. (Hoe kan 't toch anders wezen?)
Gebied een kleine rust en stilstand van geweer,Ga naar voetnoot5)
En dat geen donderkruid de huizen sla terneer.
| |
[pagina 77]
| |
Ik met uw zoon de Prins, en dochters, uwe erven,
Die zullen licht bij u zo korte tijd verwerven.
En zie, terwijl mijn pen loopt over dit papier,
Zo maakte in de wieg Charlotte kinds getier.Ga naar voetnoot1)
Wilhelmus leit in 't bed in stede van zijn vader,
En roept die hij niet ziet: Louisa komt mij nader.
Zij vliegen om mijn hals en kussen met haar tweên,
Ik krijge kus op kus; de vader krijgt er geen.
Dit kladdige geschrift, dit vreemd fatsoenGa naar voetnoot2) van woorden,
Komt bijGa naar voetnoot3) omdat uw zoon mij in het schrijven stoorde;
Hij stiet mij aan de arm: mijn hand, die bevend schreef,
Omdat gij u zo waagt, 't een door het ander wreef;
Maar dat gij ziet de brief met vochtigheid betogenGa naar voetnoot4),
En hier en daar besprengeld, dat komt uit mijne ogen.
't Is niets dan tranendauw. Wij offeren deez' drank
O grote oorlogsheld, uw strijdbaarheid ten dank:Ga naar voetnoot5)
Als gij hiermee bedauwd en eens geraakt zult wezen,
Zo zult gij mogelijk uw vijand meerder vrezen.
petrus scriverius (1576-1660) |
|