Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdBede aan het westewindekevoor Pieter van Buren en Ida van Gerwen Lauw en lieflijk westewindje,
Voorbô van 't gevleugeld kindje,Ga naar voetnoot4)
Vader van de zoete maand,
Die de droge paden baant,
En bestrooit voor Venus' wagen
Na de gure en zure vlagen,
Als het al van minne praat;
Kom, bestrooi de Warmoesstraat
Met meer loovren, met meer bloemen
Als mijn zwanepluimGa naar voetnoot5) kan noemen.
Vraagt ge nog wat dit beduidt?
Buren zal zijn schone Bruid
Met de rozen op haar wangen
In het vrolijk huis ontvangen,
Op de zegenrijke galm.
Strooi nu onder kuise palm
Wit lugustrum en viooltjes
Voor de maagdelijke zooltjes,
Die al bevend uit het koorGa naar voetnoot6)
Treên op 't ongewone spoor
Derwaarts, waar de maagden spreiden
't Bed, waar Ida op moet scheiden
Van de bloesem, die zo waard
Zij voor Buren heeft gespaard,
| |
[pagina 76]
| |
Die door 't stadig minneprikken
Nu gevaar loopt van te stikken
In de jeugdelijke brand
Op de nieuwe ledikant,
Zo gij met uw koele asem
En verkwikkelijke wasem
't Paar, dat vurig trekkebekt,
Niet bevochtigt, niet en lekt.
TroostGa naar voetnoot1) ze dan die zieltjes spinnen
Onder 't web van 't welig linnen.
Laaf met aangename dauw
Venus' beemd en akkerbouw
En ververs de rozetippen
Van de lieve, lekkre lippen,
Die in 't kussen onverzaad
Zich verpijnenGa naar voetnoot2) zonder maat.
Laat u de arbeid niet vervelen,
Want zij zullen bloemen telen
Schoonder als de schoonst', die vastGa naar voetnoot3)
In uw Amstelhoven wast.
'k Wou mijn bede langer maken,
Maar met putjes op de kaken
Loech de Bruid in hare geest,
En die lach versiert de feest.
joost van den vondel (1587-1679) |
|