Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |
En dat de wilde zee vermindert hare stroom,
En dat de wereld gans ligt als in ene droom;
Dewijle dat de lucht uitsteekt haar gouden ogen,
Die haar uit 's hemels zaal al springende vertogen,
En dat de droeve maan haar broeders plaats bewaart,
Die morgen wederom zal komen naar de aard':
Zo dwaal ik hier alleen, waar mij mijn zorgen dragen,
Om van uw fel gemoed en wrede zin te klagen:
Jonkvrouw, gij ligt gerust en blaast uit uwe mond
Dat goddelijk venijn, dat mij dusGa naar voetnoot1) heeft gewond,
In uwe eerste slaap van alle zorg ontbonden,
Niet denkend op mijn vuur, niet denkend op mijn wonden,
Niet denkend om de god, die met zijn wrede kracht
Heeft willen mijn gemoed doen staan in uwe macht.
Ik lig hier neergestort voor uwe dove deuren,
AlsofGa naar voetnoot2) mij in de nacht wat voordeel mocht gebeuren:
Of dat er hope waar' om dijne harde zin
Te trekken naar mijn hart, te leiden naar de min.
De vogels, die de lucht met vleugelen doorsnijden,
De vissen, die de zee met hare staart berijden,
Die liggen nu in rust, totdat de dag komt aan.
Maar die u dient alleen moet ook bij nacht vergaan;Ga naar voetnoot3)
Bij nacht vergaat hij meest, ik neem u tot getuigen,
Mijn tranen, die ik stort, waarmee ik niet kan buigen
Haar onbarmhartig hart; mijn tranen, die ik hier
Laat liggen als een pand van dit ellendig vier.
Elk ding heeft zijne tijd: nadat de koude dagen
Zijn lang bij ons geweest en de ongetemde vlagen
Van hagel en van sneeuw, en datGa naar voetnoot4) de grijze baard
Des winters voor een tijd bedekt heeft gans de aard,
Komt ZephyrusGa naar voetnoot5) weer aan en uit zijn schone zalen
Laat zijne zilvren dauw op alle velden dalen.
En met de adem zoet, die zijne mond uitspreet
Neemt de aarde wederom haar groen geschilderd kleed.
Het een gaat, 't ander komt; de duisternis moet wijken,
Nadat de ronde zon komt uit zijn kamer strijken
En toont zijn gouden oog. En als de zon weggaat,
Dan komt de maan weerom, die in zijn plaatse staat.
Het heeft al zijn gebeurt, het komt al op zijn tijden;
Twee dingen blijven vast: uw wreedheid en mijn lijden.
Mijn lijden blijft altijd, en de oorzaak van mijn pijn,
Uw onbeweeglijk hart, moet zonder einde zijn.
daniel heinsius (1580-1655) |
|