Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Het sterfhuis van CupidoGisteren des avonds laat
Eer de Zon te bedde gaat,
Eer zij gaat en ons berooft
Van haar schoon vergulde hoofd,
Eer de zwarte nacht begint,
Is gestorven Venus' kind:
Venus' kind, dat zoete dier,
Is gevallen in zijn vier.
Nu ligt Venus, arme vrouw,
Jammerlijk in grote rouw.
Wie zal blussen deze pijn?
Wie zal Venus' trooster zijn?
Morgen voor de dageraad,
Eer de Zon haar bed verlaat,
Dagvaart Venus altemaal
Jupiters volk in haar zaal.
Al gij, goden, overhoop,Ga naar voetnoot1)
Die wilt kopen goede koop,
Morgen voor het Zonneschijn
Zal er ene koopdag zijn.
Ene boog en nevendien
Ene koker, wel voorzien:
Pijlen zijn er zes of acht,
Alle van verscheiden kracht.
De een heeft honing, de ander gal,
De ander lieflijk ongeval;
De een brengt grote blijdschap aan,
De ander doet die weer vergaan;
Een van hoop, van vreze twee,
Een van vreugd en drie van wee,
Twee doen haten goede raad
Twee doen haten middelmaat.
Dit's de huisraad, meen ik, al,
Die men daar verkopen zal.
Dit's de huisraad allegaar,
Die hij heeft gelaten naar.
| |
[pagina 66]
| |
Komt gij, goden, altemaal
Morgenvroeg in Venus' zaal:
Die best biedt, van Venus moet
Vinden nog twee zoentjes goed.
daniel heinsius (1580-1655) |
|