Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdAan juffrouw Suzanna Bormans, ziek zijndeO lenteroos, hoe zijn uw bladen
DusGa naar voetnoot3) slap! Hoe hangt u 't hoofd zo neer,
Dat kortsGa naar voetnoot4), met zilvren dauw beladen,
Kon strijken aller bloemen eer!
Waarom is schoonheid juist zo teer?
Waar is dat blozend rood geweken,
Dat aangename rozebloed,
't Geen eedle zielen kon ontsteken,
Om uwe waarde, in minnegloed?
Waar vliegt dat heen met zulk een spoed?
| |
[pagina 60]
| |
Maar 't geen zo haastig werd benomen,
Of ik bedrieg mij in mijn waan,
Kan ook zo haastig wederkomen.
De zon, hoe snel in 't ondergaan,
Komt 's morgens sneller opgestaan.
Ik zie alreeds u weder blozen,
'k Zie al uw luister weergekeerd,
Terwijl gij boven alle rozen
Gelijk voorhenen triomfeert,
Daar elk opnieuw uw schoonheid eert.
johannes antonides van der goes (1647-1684) |
|