Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdSonnetWanneerGa naar voetnoot7), door 's werelds Licht, de blindgeboren jongen
Gezicht verkreeg, hij stond verwonderd en bedeesd;
Beweging, verwe, stalGa naar voetnoot8) van plant, van mens, van beest,
Verbluften zijn gedacht', van alle oord besprongen;
Voorts sloten, torens, door de wolken heengedrongen,
Het tijdverdrijf van 's mense onderwind-al-geest;Ga naar voetnoot9)
Maar de zienlijke God, de schone Zonne, meest.
De tonge zweeg, 't gemoed dat riep om duizend tongen.
Even-al-eens, mijn Licht, wanneer gij mij verschijnt,
En dat mijn ziel ontdektGa naar voetnoot10) uw ziels sieraden vijndt,
Die 't oge mijns gemoeds, dat te haardwaarts strekt, gemoeten,
Zo zwelt mijn hart van vreugd en van verwondring diep
En danke tegen u en tegen die u schiep,
Totdat het berst en valt gebroken voor uw voeten.
pieter cornelisz. hooft (1581-1647) |
|