Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdSonnetGezwinde grijsaard, die op wakkreGa naar voetnoot9) wieken staag
De dunne lucht doorsnijdt en zonder zeil te strijken
Altijd vaart voor de wind en ieder na laat kijken;
Doodsvijand van de rust, die woeltGa naar voetnoot10) bij nacht bij dag;
Onachterhaalbre tijd, wiens hete honger graagGa naar voetnoot11)
Verslokt, verslindt, verteert al wat er sterk mag lijken,
En keert en wendt en stort staten en koninkrijken;
Voor iedereen te snel, hoe valt gij mij zo traag?
Mijn lief, sinds ik u mis, verdrijf ik met mishagen
De schoorvoetige tijd en tob de lange dagen
Met arbeidGa naar voetnoot12) avondwaarts; uw afzijn valt te bang;
En mijn verlangen kan de tijdgod niet bewegen.
Maar 't schijnt verlangen daar zijnnaam afGa naar voetnoot13) heeft gekregen,
Dat ik de tijd, die ik verkorten wil, verlang.
pieter cornelisz. hooft (1581-1647) |
|