Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
SonnetZijn hand, en beurt omhoog aanzienlijkGa naar voetnoot3) uit de zee
Zijn uitgespreide pruik van levend goud waarmee
Hij nare angstvalligheidGa naar voetnoot4) en vaak en kreuple dromenGa naar voetnoot5)
Van 's mensen lichaam strijkt en berg en bos en bomen
En steden vollekrijk en velden met het vee,
In duisternis verdwaald, ons levert op haar stee,Ga naar voetnoot6)
Verheugt hij met de dag het aardrijk en de stromen.
Maar de andre sterren, als naijvrig van zijn licht,
Begraaft hij met zijn glans in duisternissen dicht,
En van d'ontelbre schaar mag 't niemand bij hem houwen.Ga naar voetnoot7)
Al eveneens, wanneer uw geest de mijne roert,
Word ik gewaar dat gij in 't heiligGa naar voetnoot8) aanschijn voert
Voor mij de dag, mijn Zon, de nacht voor de andre vrouwen.
pieter cornelisz. hooft (1581-1647) |
|