Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd[Galathea, ziet de dag komt aan]
Minnaar:
Galathea, ziet de dag komt aan.
Galathea:
Neen, mijn lief, wilt nog wat marren,Ga naar voetnoot2)
't Zijn de starren;
Neen, mijn lief, wilt nog wat marren, 't is de maan.
| |
[pagina 49]
| |
Minnaar:
Galathea, 't is geen maneschijn.
Galathea:
Hoe? 't Is nog geen een geslagen;
WatGa naar voetnoot1) zou 't dagen?
Hoe? 't Is nog geen een; 't en kan de dag niet zijn.
Minnaar:
Galathea, aanschouwt de hemel wel.
Galathea:
Laas! ik zie de dagerade
Te onzer schade;
Laas! ik zie de dageraad; de tijd is snel.
Waarom duurt de nacht tot de avond niet?
Dat wij bleven met ons beiden
Zonder scheiden,
Bleven vrolijk totdat ons de dood verried.Ga naar voetnoot2)
Nu, adieu mijn troost, en blijft gezond!
Minnaar:
Wilt mij nog een kusje geven,
Och mijn leven!
Gunt mij nog een kusje van uw blijde mond!
Galathea:
Och mijn leven, komt gij te avond weer?
Minnaar:
Laas! uw moeder mocht het horen
En haar storen;Ga naar voetnoot3)
Maar al zou ze haar storen, ik kom evenzeer.
Galathea:
Och mijn hart, hoe raak ik van uw hals?
Minnaar:
Laas! de dag en wil niet lijenGa naar voetnoot4)
't Langer vrijen;
Dank hebt van uw zachte kusjes en van als.Ga naar voetnoot5)
pieter cornelisz. hooft (1581-1647) |
|