Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdSonnetNijdigeGa naar voetnoot1) tijd, waarom is 't dat gij u versnelt
Meer dan gij zijt gewoon? Laat gij het u verdrieten
Dat ik de hemel van liefs bijzijn mag genieten?
Wat schaadt u mijn geluk dat gij u daarin kwelt?
Een grijsaard zijt gij, tijd, en proefde nooit 't geweldGa naar voetnoot2)
Van 't gene dat ze liefde en zoete weerliefd' hieten.Ga naar voetnoot3)
Helaas, de tranen blank over mijn wangen vlieten,
Als ik aan 't uurwerk denk dat kwalij k was gesteld:
| |
[pagina 44]
| |
Och meester, die de tijd met uren af kunt meten,
Gistre'avond miste gij en had uw kunst vergeten.
Wel viermaal sloeg de klok in min dan een kwartier;
Maar na mijn liefs vertrek, doordien 't begon te dagen,
En heeft de klokke boven zes maal niet geslagen
In ene tijd, docht mij, van twaalf uren schier.
pieter cornelisz. hooft (1581-1647) |
|