Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdEen beklaglied, ter ere van een welbekende, over het verlies van zijn allerliefsteReden om met recht te klagen
Heb ik, eilaas, door groot verdriet;
Doch menig weet die oorsprong niet,
Waarom ik ben dus zeer verslagen
In deze dagen.
Wullepse jeugd, vol dartle zeden.
Waant niet dat gij dan zijt in rust,
Als gij door liefde boetGa naar voetnoot3) uw lust:
Een blije schijn, die kan u heden
Bedriegen mede.
| |
[pagina 41]
| |
Ik minde een dochter met ere,
Meer als menig ander jong mens,
Bij wie ik kwam naar lust en wens
Zeer vriendelijke te verkeren
Naar mijn begeren.
Ongestadig' fortuin, uw winden
Mij, onverwacht, hebben verneêrd,
Gij hebt mijn vreugd in smart verkeerd,
Mits dat ik nu 't verlies bevinde
Van mijn beminde.
Ai, wrede dood! Heel moorddadig,
Heerst gij nog met zo groot geweld?
Gij hebt zo menig mens geveld:
Had gij haar maar geweest genadig,
Mijn lief gestadig,
Zo waar' geweest mijn vreugd volkomen,
Zo gij ze slechts eerst had bezocht,
Maar neen, haastig en eer men 't docht,
Zo hebt ge haar en mijn vreugd genomen,
T' mijner onvromen.Ga naar voetnoot1)
O korte blijdschap, 's werelds vreugde!
Begeerte, wellust, en wat meer
Tegen de deugd strijdt, schuw ik zeer
En volg mijn voorbeeld van de deugde,
De bloem der jeugde.
Spiegelt u aan mij, gij minnare,
Denkt, dat 't u ook mocht geschiên,
't Bedroefd wezen drijf ik doordien,
Omdat 't met mij dus is gevaren,
't Welk ik verklare.
gerbrand adriaansz. bredero (1585-1618) |
|