Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
Adieu, godlijk gezicht, een oorzaak van mijn ende,
Dat om mijn hete vlam te koelen tranen schept,
De ondankbaar' tranen gaan, mijn ziel blijft vol ellende,
Dit maakt mijn sterven zoet, dewijl ge er lust aan hebt.
Adieu gebloosde mond, waarin verscheiden' wonen,
Zo zoete, lieve reen en waar ik uit bespeur
De tegenzang van mijn bedroefde doodse tonen,
Waarom ik door 't adieu meer als om sterven treur.
Adieu banden die bindt met ongemene banden,
Mijn handen, ogen, hart, mijn leven en mijn spraak,
Die ik mijn vrijheidsvreugd in slavernije spande,
Waarom ik door 't adieu mijn leven ook verzaak.
Adieu verheven stem, vermogend om te ontsteken,
Van harde rotsen hard de allerhardste hoek,
Hoe is deez' lieve lust mijn hart dus hard gebleken,
Dat ik de zachte dood voor 't bitter scheiden zoek.
Adieu ivoren hals waar ik mijn leven hoopte,
Dewijl ik sterven moet, weest mij zoveel terwill'
En graaftGa naar voetnoot1) beneên uw borst het hart dat gij zo noopte,
Zo ziet gij dan hoe zoet dat mij mijn sterven vil.Ga naar voetnoot2)
gerbrand adriaansz. bredero (1585-1618) |
|