Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
Die 't hart uit droefheid dicht:
Ik zal in mijn smart vrolijk zijn,
Of tenminste wat verlicht.
Ach, waar een ander gelukkig hemGa naar voetnoot1) bevindt
Nevens degene die hij van harte mint,
Daar zit ik hier alleen:
Diens groot geluk vermeert mijn druk
Met droeve treurigheên.
Niet dat ik iemand zijn voorspoed hier benij',
Maar ik beklaag het wreed geval, dat mij
Dus dompelt in 't verdriet;
Hierom ben ik niet in mijn schik,
Zo gij hier merklijk ziet.
Gaat henen, speelnoot, verheugt de jonge lien;
Ik zal mijzelve van binnen wat bezien,
En dromen van mijn vrouw:
Al is 't bedrog, het zal mij nog
Verkwikken in mijn rouw.
Gaat henen, gaat henen, wat hebt gij toch al praats!
Misschien zal u een ander afwinnen nu de plaats,
En 't meisje ook daarbij.
Ik dank u zeer voor al de eer
Die gij bewijst aan mij.
Helaas, prinsesje, helaas, waar zijt gij nu?
Helaas, mijn leven, wat ben ik zonder u?
Een schaduw en een schijn,
En geen ding min als die ik bin
Als ik bij U mag zijn.
gerbrand adriaansz. bredero (1585-1618) |
|