Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
Cupido leidt mij aan zijn sterke hand;
Mijn brein is in zijn vuur als sneeuw verdwenen.
Ik ben niet mijns, want als mijn lippen menen
Lukretia of Sara of Susan,
Zo noemen zij uw voornaam of uw van,
Dies kan ik dan de liefde niet beneenen.Ga naar voetnoot1)
Of lieg ik, zie, zo werd ik rood of bleek;
't Ontroerd gemoed dat spreekt, schoon ik niet spreek.
Ja, kan ik 's daags uw lieve naam verbloemen,
Wanneer ik 's nachts in zoete dromen leg,
Dan hoort, o spijt, mijn bijslaapGa naar voetnoot2), wat ik zeg,
En hoe ik u, Roselletje, ga roemen.
joan six van chandelier (1620-1695) |
|