Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdSarabande aan FillisIndien gij mij, gelijk ik u, beminde,
Schone KlimeenGa naar voetnoot1), zo bleeft gij niet zo schuw;
Gij zoudt, als ik, de min vol zoetheid vinden,
En leed voor mij, gelijk ik lijd voor u.
Gij zoudt niet haten meer de zachte banden
Van 't kleine kindGa naar voetnoot2), noch ook zijn heerschappij,
Maar zoudt uw hart, als gij mijn hart ziet branden
Voor u alleen, ook branden doen voor mij.
Ik vind 't voor u zo herelijk te lijden,
Dat ik de min geen pijn acht, maar genucht;
DaarGa naar voetnoot3) gij, integendeel, door die te mijden,
Voor 't zoetst vermaak van 't jeugdig leven vlucht.
Ach, laat uw hart, Klimeen, eer eenmaal raken;
Gelooft ook vrij, dat een die trouw bemint
Nooit smart noch pijn, noch ongeval kan smaken,
Waar hij niet steeds een dubble vreugd in vindt.
w.g. van focquenbroch (1630-1675) |
|