Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdSonnetIndien ik waar JupijnGa naar voetnoot3), ik zou mijn vrouw verklaren
Voor Juno mijn godin; indien ik had geweldGa naar voetnoot4)
Als koning van de zee, mijn vrouw zou zijn gesteld
Als Thetis koningin, bedwingster van de baren;
Viel 't aardrijk mij ten deel, ik zou mij met u paren,
U maken keizerin van 's werelds weeldig veld,
Gij, door uw vlechten blond, zoudt voor godin geteld
Zijn, rijdend op een koets, verwonderd van de scharen.
Maar laas, ik ben geen god en nimmer wezen kan,
De hemel te uwe dienst alleen mij 't leven gan,Ga naar voetnoot5)
Al mijn geluk dat hangt, mijn vrouw, aan uw genade.
Gij zijt mijn goed, mijn kwaad, gij zijt het alles, dan,
Zo gij mij wederliefd' toont, daar leeft geen blij der man,
'k Ben koning, zelfs Jupijn, met rijkdom overladen.
gerbrand adriaansz. bredero (1585-1618) |
|