Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
Al ben ik waar mij veel gunst geschiedt,
Het buigt geen van mijn krachten;
Maar als het hart op mijn lief eens ziet
Zo juichen mijn gedachten.
Al zijn meer anderen schoon en rijk,
Zij kunnen mij niet verwinnen;
Doch als ik mijn juffrouws deugd bekijk
Aanbidden haar miin zinnen.
Sinds dat mijn oog op haar schoonheid viel
Zo zocht ik haar te behagen,
En heb met eerbaarheid in mijn ziel
Haar reine gunst gedragen.Ga naar voetnoot1)
Heilig en eerlijk zijn geweest
Onz' minnekusjes, boerterijen,
Want haar gezuiverde goede geest
Geen dorperheidGa naar voetnoot2) kan lijen.
Haar heusheid en ook mijn liefde groot,
Onz' vriendschap daar beneven,
Die zullen duren tot de dood,
Ja mooglijk na ons leven.
OfGa naar voetnoot3) bij geval deez' razerijGa naar voetnoot4)
Mijn liefje kwam in handen,
Haar wijsheid redekaveltGa naar voetnoot5) mij
Ten konferGa naar voetnoot6) of ten brande.
Mijn ruwer begrip en stompe stijl
Verwekt die, o mijn godinne,
Met die snedige scherpe vijl
Van uw geleerde zinnen.
gerbrand adriaansz. bredero (1585-1618) |
|