Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdOnbenoegen van mond en ogenIk mag nauw uw gelaat, die englentroon, belonken,
Of mijn kuszieke mond brandt straksGa naar voetnoot2) van minnenijd;
Doch boet zij hare lust, aan de uwe vastgeklonken,
Zo barst mijn oog van spijt.
Ei min! opdat die twee eendrachtig wezen mogen
Gewaardigt voor uw slaaf dus wonderdaad te doen:
Laat als ik Lilla zie, ook lippen zijn, mijn ogen,
En elke straalGa naar voetnoot3) een zoen!
johan de brune de jonge (1616-1649) |
|