Het goud der gouden eeuw(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Zang Amaril, had ik haar uit uw tuitje, 'k Wed, ik vleugelde het goodje, het guitje, Dat met zijn brand, met zijn boog, met zijn flitsen, Land tegen land overeinde kan hitsen, En beroofde de listige stoker Van zijn trots, zijn geschut en zijn koker. Of en had ik maar een van die vonken Die daar laatst in uw kijkertjes blonken; 'k Plantte ze boven de minne zijn kaken, Om deze blinde eens ziende te maken: Dat, als immer hij oorlogen wilde, Hij zijn pijlen met kennisse spilde. Maar gij wedt, had ik een van die wensjes, Dat ik alle mijn lusten allensjes [pagina 19] [p. 19] Waar gij mij nu om verlegen laat blijven, Makkelijk weten zou dore te drijven; En en wilt gij mij geen wapenen gunnen Die uzelve veroveren kunnen. pieter cornelisz. hooft (1581-1647) Vorige Volgende