Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermdZangWaarhenen, Amaril, waarhenen?
Gij vergt uw voetjes te bittere last;
Keer om, sta vast!
Wat moogt gij menen?Ga naar voetnoot1)
Of waant gij degene
Die 't al verrast,
De wakkere MinneGa naar voetnoot2), te ontgaan?
Helaas! het is er ver vandaan;
Sterfelijk lichaams logge pak
Valt hier in snelheid veel te zwak.
Dat geestje, met geen lijf verladen,Ga naar voetnoot3)
Kan herten en hinden, al vlieden ze snel,
InlopenGa naar voetnoot4) wel
Op alle paden
En naaien zijn nadenGa naar voetnoot5)
En spelen 't spel
Dat alle gemoeden ontrust
Met deze wonderlijke lust,
Waar men door, als onzinnigGa naar voetnoot6) wardtGa naar voetnoot7)
Verlegen met zijn eigen hart.
Dan heeft hij nog van pluim en pennen
Gespikkelde wieken. Die zijn hem zo reêGa naar voetnoot8)
Te elker stee;
Al wat niet kennenGa naar voetnoot9)
Zijn zolen berennen,
BeroeitGa naar voetnoot10) hij daarmee.
Het luchtig gevederde kind
Nakijken laat de noordenwind
En wat hem dan nog is te veer,
Beschiet hij met zijn vlug geweer.Ga naar voetnoot11)
pieter cornelisz. hooft (1581-1647) |
|