Het goud der gouden eeuw
(1955)–Anton van Duinkerken– Auteursrechtelijk beschermd[Vluchtige nimf, waarheen zo snel?]Vluchtige nimf, waarheen zo snel?
Galathea, wacht u wel,
Dat uw vlechten
Niet en hechten
Met haar opgesnoerde goudGa naar voetnoot3)
Onder de takken van dit hout.
Wakkere nimfe, wendt, en ziet
Eens terdeeg van wie gij vliedt
Sneller dan de
| |
[pagina 16]
| |
Herten van de
Honden die 'r met open keelGa naar voetnoot1)
Vollegen tot hun achterdeel.Ga naar voetnoot2)
ImmerGa naar voetnoot3) en volg ik u niet na
Met begeerte van uw scha,
Maar van zinne
om uw minne
Te verwerven voor de mijn';
Acht gij dat groot verlies te zijn?
Nimfe, gij vlucht alGa naar voetnoot4) even stuurs
En ik heb de borst vol vuurs;
met een kusje,
Wil je, blus je
Dat ten deel en wordt bedankt.Ga naar voetnoot5)
Geeft gij dan meer als gij ontvangt?
Wilt gij mij niet deez' gunste doen,
Lijd dan dat ik u slechts zoen
Voor uw lippen;
Gij gaat glippen,
Denkend, ik zou hier ter stee
Zoenen uw hals en oogjes mee.
Mogelijk kuste ik van als:Ga naar voetnoot6)
Oogjes, lipjes, witte hals
En, niet trager
Nog wat lager,
Ietwat poezelachtigs; dan,Ga naar voetnoot7)
Dartele dier, verloor ge eran?
Alle mijn lust en boeverij,Ga naar voetnoot8)
Galathea, dat zijt gij.
Komt wat nader;
Want wat spader,
Als de jonkheid neemt zijn keer,Ga naar voetnoot9)
Zal 't u wel niet passen meer.
pieter cornelisz. hooft (1581-1647) |
|