Het leven van Philopater en Vervolg van 't leven van Philopater
(1991)–Johannes Duijkerius– Auteursrechtelijk beschermd2. De uitgeverHet impressum van de beide Philopater-romans maakt melding van een uitgever Siewert van der Brug te Groningen. Hoewel sommigen nog menen dat er een Groningse drukker-uitgever Siewert van der Brug moet hebben bestaan,Ga naar voetnoot2 staat toch wel vast dat de Amsterdamse uitgever Aart Wolsgryn achter dit pseudoniem schuil gaat. Het belangrijkste bewijs hiervoor leverde hijzelf in zijn uitlatingen tijdens zijn verhoor voor de Amsterdamse magistraat op 8 maart 1698, waarin hij zijn rol als uitgever van het Vervolg stukje bij beetje toegaf.Ga naar voetnoot3 Wolsgryn koos met opzet een fictief, maar reëel ogend impressum. De ervaring had vrijzinnige uitgevers namelijk inmiddels geleerd dat het helemaal niet zoveel veiliger was een ‘onzin’-plaats op te geven in het impressum, zoals ‘Vrystad’ e.d.: dat maakte de overheid alleen maar argwanender. Veel effectiever was het de magistraat om de tuin te leiden door een andere, bestaande plaats op te geven; zo liet Jan Rieuwerts in 1670 op de titelpagina van Spinoza's Tractatus theologico-politicus de valse aanwijzing ‘Hamburgi, apud Henricum Kuenraht’ drukken om de overheid op een dwaalspoor te brengen.Ga naar voetnoot4 Biografische gegevens over Aart Wolsgryn heb ik niet kunnen vinden, ook niet in het Amsterdamse gemeentearchief. Wolsgryn liet zich in januari 1682 inschrijven in het boekverkopersgilde te Amsterdam. Als adres gaf hij op ‘op de hoeck van de Bloem-markt, achter 't Meysjes Weeshuys’. Hij is als uitgever werkzaam geweest tot 1698; in dat jaar werd hij immers veroordeeld wegens de | |
[pagina 17]
| |
uitgave van de tweede Philopater-roman. Na zijn arrestatie werd op 14 mei 1698 door notaris Meerhout de boedel van zijn boekwinkel geïnventariseerd in het bijzijn van Wolsgryns vrouw, zijn winkelknecht en zijn collega Daniël van Daalen.Ga naar voetnoot1 Zijn winkelvoorraad geeft een fascinerend scherp beeld van zijn belangstelling voor coccejaanse, cartesiaanse en vrijzinnige lectuur. In 1693 editeerde Wolsgryn Duijkerius' Voorbeeldzels der oude wyzen. De twee kenden elkaar al langer: dezelfde getuigen die tegenover de kerkeraadscommissie in januari 1698 verklaarden Duijkerius te hebben horen zeggen dat hij de auteur was van de Philopater-romans en dat eveneens Aart Wolsgryn Het leven van Philopater in 1691 had gedrukt. In datzelfde jaar werd Wolsgryn overigens door de schout en schepenen gedaagd en veroordeeld tot een boete van f40,- ‘over 't vercoopen van vuijle libellen en pasquillen’.Ga naar voetnoot2 Helaas vermeldt de schoutsrol niet om welke werken het gaat. In 1692 krijgt schoolmeester Duijkerius van zijn werkgevers, de regenten van het Aalmoezeniersweeshuis, de opdracht psalmboekjes en een nieuwe bijbel te kopen by ‘Aart Wolfsgryn onse Leveransier’.Ga naar voetnoot3 In zijn opdracht bij de Voorbeeldzels der oude wyzen vertelt Duijkerius door goede vrienden te zijn aangemoedigd tot de uitgave: behoorde Wolsgryn tot die vrienden? De gezindheid die Wolsgryn in zijn fonds aan de dag legt, wijst op geestverwantschap. Bij de boedelinventarisatie in 1698 blijken nog 760 exemplaren van de Voorbeeldzels in zijn winkel te zijn. Van een andere uitgave waren nog 218 exemplaren over: B. Hakvoords De schole van Christus dat in 1693 bij Wolsgryn was verschenen. Dit werk werd na aanvankelijke kerkelijke goedkeuring op 10 maart 1708 verboden door de Staten van Overijssel, omdat het spinozistisch en dus ketters zou zijn. Het boek beleefde maar liefst acht herdrukken. Nog illustratiever voor zijn vrijzinnige gezindheid is de uitgave die Wolsgryn in 1695 het licht deed zien: Den getrouwen herder, een vertaling van het befaamde Italiaanse herdersspel Il Pastor Fido van Guarini door David de Potter. Dit herdersspel beschrijft hoe Mirtillo en zijn geliefde Amarillis de bezwaren tegen hun huwelijk uit de weg ruimen. Bij deze editie schreef Wolsgryn zelf een Nareden over den getrouwen herder die een uitbreiding blijkt te zijn van de Naereden bij eerdere uitgaven van De Potters vertaling. De oorspronkelijke narede bevatte een toelichting op de allegorische betekenis der figuren en de moraal van het spel. Na vergelijking blijkt wat Wolsgryn zelf heeft toegevoegd: het nieuwe element dat hij aandraagt is de ombuiging van de moraal der narede in spinozistische richting. Mevrouw C.L. Thijssen-Schoute heeft gewezen op de overeenkomsten in de formuleringen in deze Narede met passages uit Spinoza's Ethica.Ga naar voetnoot4 Dergelijke overeenkomsten zullen we tegenkomen in het Vervolg van 't leven van Philopater dat Wolsgryn twee jaar later uitgaf. De overheid hield Wolsgryn in de gaten; ze wisten op het stadhuis maar al te goed dat dergelijke boekhandels een verzamelplaats voor vrijgeesten waren. Wolsgryn komt in verband daarmee herhaaldelijk op de schoutsrol voor: zoals eerder vermeld, wordt hij op 18 September 1691 met drie andere boekverkopers | |
[pagina 18]
| |
gedaagd in verband met de verkoop van schotschriften. Ook op 3 mei 1695 moet hij voor schout en schepenen verschijnen, samen met twee om hun fonds omstreden drukkers: Timotheus ten Hoorn en Jan Rieuwertsz, zoon van de grote Spinoza-uitgever. Op 10 en 17 mei komt hij wederom voor, maar nergens is vermeld waarmee deze achtereenvolgende zittingen verband houden,Ga naar voetnoot1 hoewel op 2 maart 1695 getuigen verklaren bij Ten Hoorn de verboden Nagelate Schriften van Spinoza te hebben gekocht. Op grond hiervan en op grond van Rieuwerts' Spinoza-specialisatie concludeert I.H. van Eeghen dat het in mei ook ging om werken van Spinoza.Ga naar voetnoot2 Gelet op Wolsgryns spinozistische sympathie lijkt mij dit zeer aannemelijk. Het meest overtuigende bewijs voor zijn spinozisme, de uitgave van het Vervolg van 't leven van Philopater in 1697, is Wolsgryn fataal geworden. Maar ook de inventaris van zijn winkel sprak -letterlijk- boekdelen over hoe hij tegenover de leer van Spinoza stond. Meer nog dan de auteur, ervoer Wolsgryn het levensgevaarlijke van zijn sympathie voor Spinoza. Op grond van zijn veroordeling is gesuggereerd o.a. door Colerus dat hij coauteur is geweest van het Vervolg. De basis voor die veronderstelling is onjuist; immers het plakkaat uit 1653 tegen Sociniaanse boeken voorzag alleen maar in de bestraffing van drukker, uitgever en verspreiders van ketterse boeken en rept niet van strafvervolging van de auteur. Dat verklaart ook waarom Duijkerius verder vrijuit ging. Wolsgryn kreeg dan ook exact de straf die in bovengenoemd plakkaat drukkers en verkopers van de gewraakte boeken is voorgehouden. Niettemin staat wel vast dat Wolsgryn overtuigd spinozist was en als zodanig behoorde tot de kring waarvan Duijkerius ook deel uitmaakte. Waarschijnlijk was de magistraat van zijn gezindheid op de hoogte en was de vrijzinnige samenstelling van zijn fonds geen verrassing tijdens de inventarisatie. Veel titels of auteurs die in de Philopater-romans op de hak of in bescherming worden genomen, waren in dat fonds aanwezig. Het is naar mijn idee een aanwijzing te veronderstellen dat zijn aandeel niet alleen dat van uitgever is geweest. Misschien trad hij op als inspirator en is zijn verhouding tot de auteur vergelijkbaar met die tussen Philopater en Philologus - zoals die, in gesprek gewikkeld op emblematische wijze zouden kunnen zijn verbeeld in de twee duiven op beide titelpagina's. Heeft Wolsgryn de boekjes ook gedrukt? De magistraat meende van wel en ging ervan uit dat hij tijdens het verhoor loog toen hij Dirk Boeteman als drukker noemde, wellicht omdat in zijn winkel na zijn arrestatie niet alleen winkelwaren en bindersgereedschap maar ook persen waren aangetroffen. Hij boette voor het drukken van dit ‘atheistisch boek’ en niet omdat hij het (mede) geschreven zou hebben. Toch zijn er aanwijzingen dat meer auteurs aan het Vervolg gewerkt hebben. In 1697 verscheen namelijk anoniem te Harderwijk Het leven van Paterphilo;Ga naar voetnoot3 deze roman beschrijft op komische wijze de geschiedenis van de alter-Philopater, niet de serieuze wijsgeer, maar de vrolijke losbandige student Paterphilo. De auteur blijkt Philopater niet alleen goedgezind maar geeft er ook blijk van verdacht goed op de hoogte te zijn van de wijze waarop Philopaters levensverhaal tot stand is gekomen: volgens hem hebben meerdere auteurs de hand gehad in het werk. Dat | |
[pagina 19]
| |
zou een kostbare geschiedenis zijn geweest want er zouden zeer veel kopjes koffie en thee, pijpen tabak en kannen wijn aan te pas gekomen zijn terwijl ‘men consuleerde eerst lange te samen wat stoffe dat men daar al in verhandelen soude’. Dit boekje verscheen overigens voor het Vervolg bij een Harderwijkse uitgever; het is misschien geschreven door iemand uit Duijkerius' kring of door Duijkerius zelf, waarbij wellicht gebruik is gemaakt van het succes van het eerste deel van Philopaters levensbeschrijving. |
|