Inleiding 3
In 1939 vertrok Greshoff naar Kaapstad. Hij verbleef dus in het buitenland gedurende de oorlog, hetgeen hem in staat stelde daar een nieuwe activiteit te ontplooien: die van ambassadeur der Nederlandse letteren. Zowel in Zuid-Afrika, als in Indonesië en tenslotte in Amerika spande hij zich in om de begrippen Nederlandse taal en Nederlandse literatuur levend te houden of te maken. Het was op dat moment van groot belang om in gebieden waar het Nederlands of een stamverwante taal gesproken werd aan die taal de waarde van een cultureel instrument te geven, nu de banden met het land zelf verbroken waren. Het was daarvoor nodig dat in den vreemde Nederlandse werken konden worden geschreven en uitgegeven, het was nodig Nederlandse schrijvers een klankbord te bezorgen, zo mogelijk hun geschriften te doen vertalen. Met al deze werkzaamheden liet Greshoff zich in. Hij was in Indonesië actief betrokken bij het tijdschrift ‘De Fakkel’, op de Antillen bij ‘De Stoep’, later in Kaapstad bij ‘Standpunte’. Hij liet diverse werken van anderen in deze gebieden verschijnen, werkte mee aan de totstandkoming van Nederlandse uitgeverijen, maakte een verzameluitgave van werk van Nederlandse schrijvers, In de verstrooiing, en liet in het Engels een anthologie verschijnen, Harvest of the Lowlands, van hedendaagse Nederlandse en Vlaamse auteurs. Van hemzelf tenslotte verschenen in oost en west verscheidene bundels essays.
Na de oorlog vestigde Greshoff zich definitief in Zuid-Afrika, van waaruit hij sindsdien herhaaldelijk voor lange tijd naar Europa terugkeerde. Van daaruit schrijft hij sinds 1947 zijn wekelijkse literaire kroniek in ‘Het Vaderland’, en verzen, herinneringen en beschouwingen in Nederlandse en Vlaamse tijdschriften.
Zijn literaire activiteit is met het groeien der jaren niet verminderd en al is zijn positie door zijn verblijf buiten Europa vanzelfsprekend veranderd, het teken van de tegenspraak, de bron van opwekkende ergernis, de geestdriftige inspirator is hij in zijn werk en in zijn uitgebreide correspondentie nog steeds.
Méér dan dat: zijn dichterschap heeft in de laatste jaren niet slechts een nieuwe vruchtbaarheid gekregen, het heeft zich bovendien verrassend verdiept. De polemische dialoog tussen aards en hemels, tussen ego en alter ego, heeft zonder tot een nu eenmaal onmogelijke oplossing te komen, een soort van verzoening bereikt in begrip en aanvaarding. Dat de ironie daarbij vaak heeft moeten wijken voor een schrijnende tragiek, heeft de waarde van deze poëzie niet verminderd. Integendeel, nooit tevoren bereikte Greshoff zulke ontroerende accenten.
Behalve door zijn betekenis voor de geschiedenis en de ontwikkeling van onze letteren, wordt de plaats daarin van Greshoff zelf dan ook door de authenticiteit van zijn dichterschap bepaald en door de verwezenlijking van de opgave die hij zich eens stelde: de volmaakte overgave aan de schone letteren.