| |
Biografie 2
1920 Januari: wordt hoofdredacteur van de ‘Nieuwe Arnhemsche Courant’ met zijn jeugdvriend Albert Besnard als eerste redacteur. |
1922 Vertoeft met de Van Schendels te Alassio en maakt het volgend jaar in Italië kennis met G. Prampolini. Ook daarna nog vele reizen naar Italië. |
1923 Verlaat de ‘Nieuwe Arnhemsche Courant’. Na een briefwisseling ontmoet hij H. Marsman. |
1924 Redigeert twee jaar de reeks ‘De Schatkamer’ en eveneens de tweede reeks van ‘De Witte Mier’, welke laatste redactie in 1926 wordt uitgebreid met A.A.M. Stols en J. van Krimpen. |
1925 Met Gerard van Eckeren [Maurits Esser] in de redactie van ‘Den Gulden Winckel’ tot 1928. |
1927 Juni: vestigt zich te Brussel. Correspondent van ‘Het Vaderland’ en ‘De Nieuwe Rotterdamsche Courant’. Kennismaking met E. du Perron. Vele korte reizen door België, naar Parijs en door Kent. Bevriend met o.a. Franz Hellens, Jules Supervielle, A. Malraux, Louis Guilloux, Pascal Pia en later met Menno ter Braak. |
1932 Een der eerste redactievergaderingen van ‘Forum’ in zijn huis te Brussel. |
1933 Met Frans Coenen, Elis. Couperus en het jaar daarop ook met Jan van Nijlen in de redactie van ‘Groot Nederland’, van welke redactie [later bestaande uit Greshoff, Van Nijlen en S. Vestdijk] hij tot in 1941 deel blijft uitmaken. Kennismaking met Willem Elsschot, die door hem weer tot schrijven komt. |
1934 Met D.A.M. Binnendijk bij de Van Schendels in Sestri Levante. Hoofdredacteur van ‘Het Hollandsche Weekblad’ te Brussel tot in 1939. |
1935 Gedurende de eerste volksstemming als correspondent van ‘Het Vaderland’ naar het Saargebied. |
1936 Nieuw contact met H. Marsman, die in deze tijd te Brussel woont. Verblijf in Portugal. |
| |
| |
| |
| |
23
Brieven van Greshoff als medewerker of redacteur van verschillende dag- en weekbladen.
‘De journalisten buiten hun bediening zijn in enkele gunstige gevallen voor rede vatbaar; alleen valt het hun dan moeilijk het persoonlijk inzicht met het behoud van hun betrekking te verenigen.’
[‘Zwanen pesten’, blz. 239]
‘... Ik zag plotseling mijn kortstondig ambtenaarsbestaan, mijn nog kortstondiger verblijf in de kazerne van Blerik weer voor mij - comisch intermezzo - en stapte toen mijn Telegraafjaren binnen, welke ik nog altijd als de boeiendste mijns levens beschouw, vooral door den dagelijkschen omgang met Thijs Vermeulen.’
[‘Critische vlugschriften’, blz. 38]
‘Kan men jong van hart en verstand blijven wanneer men het grootste deel des daags met zelfkwelling verdoet? Of wanneer men van de heerlijkheid van het bestaan afstand doet om in een “honds bureau” te zweten over aangelegenheden waarvan nut en noodzaak nimmer bewezen worden? Het leven heeft mij geleerd dat nietsdoen behalve aangenaam ook zeer gezond is.’
[‘Pluis en niet pluis’, blz. 15]
| |
| |
24
Met Matthijs Vermeulen op de redactie van ‘De Telegraaf’.
25
Werkkamer van Greshoff bij de Nieuwe Arnhemsche Courant.
| |
| |
26
‘Den Gulden Winckel’ onder redactie van Gerard van Eckeren en Greshoff.
27
Karikatuur door Cornelis Veth.
‘Maar een woord ter waarschuwing is wellicht op zijn plaats. De schrijver, schoon grijzend, is nog niet tot standbeeld verkalkt en heeft dus ook geen gemetseld standpunt. Een zekere vrijheid van beweging is hem een genot. En hij ziet er geen been in om de voortdurende veranderingen in zijn smaak en oordeel, schaamteloos uit te stallen.’
[‘Spijkers met koppen’, blz. 5]
‘Nergens kan men zoo zuiver en helder denken, zoo vlot en puntig en substantieel schrijven; nergens lijkt het leven zoo eenvoudig, zoo goed, zoo zinrijk als, altijd weer, in het koffijhuis...’
[‘Rebuten’, blz. 104]
‘Ik kwam Arthur van Schendel daarna nog enkele malen tegen: doch mijn geregelde en vertrouwelijke omgang met hem dagtekent van 1922 toen wij ruim drie maanden samen woonden in het Hotel Lido in Alassio. Van dat ogenblik hebben wij tot 1939 vrijwel ieder jaar gelegenheid gevonden elkaar enige malen voor langer tijd te ontmoeten.’
[‘Het boek der vriendschap’, blz. 169]
| |
| |
28
29
Essaybundels.
30
‘Dichters in het koffyhuis’, door Greshoff onder het pseudoniem Otto P. Reys geschreven en met een gefingeerd portret van J.C. Bloem.
31
Van links naar rechts: Greshoff, Menno ter Braak en Arthur van Schendel.
| |
| |
32
Door Greshoff samengestelde bloemlezing.
‘Ik heb hem gedronken en met alle poriën van mijn huid ingezogen. Het werk van Van de Woestijne is een onvervreemdbaar deel van mijn leven geworden. Zonder Van de Woestijne zou ik anders zijn, dan ik nu ben. Ik ben mij hiervan heel diep bewust geworden toen ik verleden jaar, ter eere van zijn vijftigste verjaardag en in opdracht van de firma Enschedé te Haarlem, een bloemlezing uit zijn lyrische stukken samenstelde.’
[‘Spijkers met koppen’, blz. 139]
‘Ik volgde gedurende een cursus zijn lessen aan de Gentsche Hoogeschool over de Geschiedenis der Renaissance in de Nederlanden, ik dineerde wekelijks op zijn vriendelijk buitentje “La Frondaie” te Zwijnaarde bij Gent, ik maakte een reis in zijn gezelschap door Nederland; ik heb dus in dat tijdvak in alle mogelijke omstandigheden des levens Van de Woestijne van dichtbij gade geslagen.’
[‘Steenen voor brood’, blz. 185]
| |
| |
33
Greshoff [2e van rechts] op college bij Karel van de Woestijne.
34
Door E. du Perron uitgegeven bloemlezing uit de verzen van Greshoff, waarvoor Du Perron zelf een portrettekening maakte.
| |
| |
35
Van links naar rechts: E. Bouws, Maurice Roelants, Greshoff, E. du Perron en Menno ter Braak tijdens een redactievergadering van ‘Forum’, voor Greshoffs huis te Brussel.
36
Greshoffs huis te Schaerbeek, Brussel. Houtsnede door M.C. Escher.
‘Een van de eerste redactievergaderingen van ‘Forum’ vond plaats in mijn woning, 130 Boulevard Auguste Reyers te Schaerbeek. Mijn zoons, toen nog knaapjes, hadden wij ingeprent dat zij zich bij zulke gelegenheden muisstil behoorden te houden. Toen zij, om vier uur, uit school thuis kwamen, werden zij op de trap reeds getroffen door een lawaai, ongewoon in een huis waar de stilte vereerd werd. In de zitkamer zagen zij Du Perron en Roelants, op de rugleuning van een sofa gezeten, ouderwetse Franse en Engelse liedjes galmende. Terwijl Ter Braak een veel te luide begeleiding op de piano improviseerde. Dit alles vermengd met de aanmoedigingen en het gelach der overige aanwezigen. Mijn jongste zoon zocht zijn moeder op en zei, verontwaardigd, ja met onverholen walging ‘Is dàt nou Forum?’
[‘Volière’, blz. 29]
| |
| |
37
Brief van Willem Elsschot [A. de Ridder] aan Greshoff over zijn juist voltooide roman ‘Kaas’.
38
Het tijdschrift ‘Forum’.
39
Eerste druk van de roman ‘Kaas’ door Willem Elsschot met een vignet van Jozef Cantré.
| |
| |
40
Handschrift van het ‘leergedicht’ ‘Ikaros bekeerd’.
41
Het tijdschrift ‘Groot Nederland’.
Hij trad zijn leven schuw en haastig in
Wat scheef, wat stuntelig, doch vol vertrouwen.
Het valt natuurlijk moeilijk in 't begin
En heel de troep staat klaar om je uit te jouwen:
Zij zijn geslaagd, zij hebben iets bereikt;
De mannen met de boorden en de baarden,
Hebben hun levenswijsheid streng geijkt
En teren op hun uitgestoomde waarden.
Hij maakte een halfgod van zijn kameraad,
Het bleek een mens: hij noemde hem verrader;
Hij zag een vrouw in koninklijke staat
Verheven boven liefde en trad niet nader,
Zij zocht een aardse man en hij zei slet.
Als een vervolgde liep hij door de straten,
Afkerig van de bijgeverfde pret
En van 't ontaard gepluimstrijk voor de baten.
[‘Ikaros bekeerd’, definitieve versie]
‘Wat mijzelf aangaat: de enige tijd waarin ik het gevoel van doelbewuste samenwerking met een groep geestverwanten had, was van 1936-1939, toen ik mij met Groot Nederland bezig hield.’
[‘Doorlopende brief’ aan Pierre H. Dubois van 6 II 1956]
| |
| |
42
Brief als redacteur van ‘Groot Nederland’ aan H. Marsman.
|
|