Negersprookjes uit Suriname
(1972)–C.N. Dubelaar– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |||||||||||
a. De vertellerDe verteller is ARNELLI SAMUELS, een Kwintineger van de Coppename, afkomstig van Kaiman-ston, basja van Bita-gron, tussen de 35 en 40 jaar (hij kent zijn leeftijd niet precies). ARNELLI is vele jaren mijn motorist geweest tijdens tochten in het Surinaamse binnenland en ik heb hem dikwijls 's avonds in de kampen horen vertellen. Hij had een grote voorraad verhalen. Het verhaal ‘De vier raadsels’ had hij volgens zijn zeggen jaren geleden horen vertellen door Baas VAN KALLEN van de Geologisch-Mijnbouwkundige Dienst (G.M.D.) waarbij ARNELLI toen werkte. ‘De vier raadsels’ werd door ARNELLI in augustus 1964 verteld in een kamp aan de Raleigh-vallen, Coppename, 's avonds voor het slapen gaan. Zijn gehoor bestond uit het tweede bemanningslid van de boot, die als pikiman optrad, en uit de leden van het gezelschap: drie van mijn kinderen, enige leerlingen van de A.M.S. en ik. De taal is sterk beïnvloed door het stads- en districtsnegerengels, waarschijnlijk om het gehoor te gerieven. | |||||||||||
b. Het verhaal‘Kri. Kra! Ala man fen' en kraka! Bikasi ef' oeman jesi langa leki boeriki jesi, Gado kondre den no kan si!’
‘Wel, mi man, wan koning ben de....’ Wel, mensen, er was eens een koning, in een heel ver land. Hij sprak: Degene die hem een raadsel kan opgeven dat hij niet kan oplossen, zal zijn oudste dochter tot vrouw krijgen. De koning zal dan zijn rijk precies middendoor delen, en hij krijgt de helft. Maar als de koning het raadsel wel kan oplossen, dan.... je hoofd gaat op de pen! (dan wordt de betrokkene onthoofd en zijn hoofd wordt op een staak gezet). Velen gingen en verloren het leven. Kijk maar eens achter het huis van de koning naar de asamanka (schedels): een hele hoop Een moeder had één kind, een jongen. Deze hoorde van de zaak en wilde het ook proberen. De moeder wilde hem tegenhouden maar dit lukte niet. Aangezien ze zeker wist dat hij een wrede dood zou sterven en ze hem dit lijden wilde besparen bakte ze drie koeken voor hem, waar ze vergift in deed. De jongen ging weg op zijn ezel, Alfida (Elfride). Toen de jongen aan een kreek kwam en wilde gaan eten, moest hij zich even verwijderen in het struikgewas; de ezel snuffelde aan de koeken en at ze op. Toen de jongen terugkwam was zijn ezel dood. De jongen ging zitten nadenken. Doordat het vergift zo zwaar was, begon de ezel dadelijk te stinken. Zeven stinkvogels (een soort aasgier) vraten het lijk op, alle zeven stierven ter plaatse. De man (= de jongen) zei: Ik heb al een raadsel voor de koning gevonden! ‘Dri kir' Alfida, Alfida kir' sebi’ (drie doodden Elfride, Elfride doodde zeven). De man liep, liep totdat hij bijna dood was van honger. Hij kwam bij een weiland met een mooie sinaasappelboom; hij klom daarin en ging sinaasappelen eten. Hij hoorde stemmen: drie gevaarlijke rovers hadden zich onder de boom neergezet. De man hield zich doodstil: hij vreesde voor zijn leven. Toen de rovers een doek uitgespreid hadden en daar hun geroofde geld op hadden uitgeteld om te verdelen, maakte de jongen een grote bal van in elkaar gedraaide sinaasappelschillen en wierp die met kracht midden op de doek. De rovers schrokken zo dat ze in paniek | |||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||
Op de Aramatau: Arnelli als
koelaman.
De verteller Arnelli Samuels.
| |||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||
raakten en wegholden. De jongen nam de schatten. Hij had zijn tweede raadsel gevonden: ‘Tap'sé foe a bon switi, ma ondro sé moro switi’ (boven in de boom is het prettig, maar onder de boom is het prettiger). De jongen nam het geld en ging verder.
Tenslotte kwam hij aan een rivier. Aan de overkant zag hij het paleis van de koning liggen, maar hij kon niet oversteken. Er was geen brug, ook geen boot. Daar kwam een dode ezel aandrijven. Hij sprong erop en wist met behulp van een stok de overkant te bereiken. Hij zei: Ha, nu weet ik het derde raadsel ook: ‘Presi foe wan libi wan, wan dede wan e pot' mi na abra’ (inplaats van een levende zet een dode me over). Hij vroeg toegang tot de koning om hem zijn raadsels op te geven. De koning riep: Ha, daar is er weer eentje! De jongen werd goed verzorgd, hij kon zich wassen en kreeg een uitstekend maal voorgezet. Hij sliep prima. De volgende middag werd hij bij de koning geroepen om zijn raadsels te laten horen. Hij gaf zijn eerste raadsel (de verteller is zeer uitvoerig en herhaalt vele malen de drie raadsels in het vervolg van dit verhaal). De koning dacht zwaar na, sloeg allerlei boeken open en liet tenslotte alle wijze lieden van zijn land komen, maar de oplossing werd niet gevonden. Zo ging het ook met het tweede en het derde raadsel. De jongen werd weggestuurd met de woorden: Kom morgenmiddag terug, dan heb ik de oplossingen gevonden. Toen hij bijna sliep, werd er op zijn slaapkamerdeur geklopt; het was een van de hofdames van de koning. Ze bood hem veel geld als hij de raadsels wilde verklaren. Hij weigerde. Toen bood ze aan, bij hem te blijven slapen; daar had de jongen geen bezwaar tegen. De volgende morgen vroeg ze weer, haar de oplossingen te geven. Zeg aan de koning, zei Frederik (de verteller herinnert zich nu pas dat de jongen Frederik heet) dat ik zelf kom om de oplossing te geven. De hofdame vertrok onverrichterzake. De volgende avond kwam de eerste hofdame, die zei door de prinses gestuurd te zijn. Ook zij bood hem veel geld en bleef tenslotte slapen, maar ze vertrok met de boodschap dat de prinses zelf maar moest komen als ze de oplossingen wilde horen. Intussen liet de koning hem weer weten: morgen zal ik de oplossing geven. Die derde avond kwam de prinses zelf in de kamer van Frederik; ook zij bood hem veel geld en bleef tenslotte slapen, op voorwaarde dat hij haar de volgende morgen de antwoorden zou geven. Frederik hield zijn woord (volgt een uitvoerige herhaling van de raadsels, de omstandigheden waarin ze ontstaan zijn en dus de oplossingen) en ze ging terug naar de koning. Frederik had heimelijk haar hemd achtergehouden. De volgende middag werd Frederik bij de koning geroepen, die inmiddels van de prinses de oplossingen gehoord had. In tegenwoordigheid van alle rijksgroten en van de wijze mannen verklaarde de vorst de raadsels; zijn reputatie was gered. Omdat de prinses voor hem pleitte wilde de koning hem nog één kans geven: hij mocht een vierde raadsel opgeven. Frederik sprak: ‘Mi soet' a dia, a boeba ben tan’. (Ik schoot het hert, de huid bleef). Koning en geleerden peinsden zwaar, de prinses, die het raadsel wel begreep, werd vuurrood en wilde vluchten. Haar verlegenheid ontging de aanwezigen niet. Ten einde raad verzocht ze Frederik, het antwoord dan maar te geven, waarop hij onder zijn kleed het hemd te voorschijn haalde en aan de koning toonde. De oplossing was thans voor een ieder duidelijk; Frederik had gewonnen, trouwde met de prinses en kreeg de helft van het rijk van de koning. Klaar! | |||||||||||
c. Typen en motievenHet type van dit sprookje komt voor in A.T.'s register, nl. no. 851. Bovendien vinden we als episode ook motief A.T. 1653 in dit verhaal. Men zou dus evenals bij no. 2 van een contaminatie kunnen spreken, met een (eveneens goed geslaagde) integratie van 1653 in 851. Natuurlijk wijkt het verhaal in verschil- | |||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||
lende onderdelen af van deze twee typen; de hoofdlijn en de hoofdmotieven zijn echter gelijk. A) A.T. 851 geeft de volgende omschrijving, waarbij lezing van ons verhaal direct toont, in welk opzicht het wel en niet met dit type overeenkomt: ‘The princess who cannot solve the riddle. The prince saved by his true servant in a robber's den. The poisoned raven. The riddle from the hero's experiences. He wins the princess' hand.’ De analyse in A.T. 851 geeft nog duidelijker overeenkomsten en verschillen aan: ‘I. The riddle contest. A princess is offered to the youth who can propose a riddle which she cannot solve. II. The clues. On the way to the contest the hero is given a clue. He sees a horse poisoned and then eaten by a raven who in turn falls dead. The ravens are then eaten by twelve men who die of the poison. III. The riddle. a) The hero propounds the riddle: One killed none and yet killed twelve, or: b) The riddle of the unborn, or: c) of the murdered lover. IV. The princess won. a) The princess tries to find the answer by visiting him at night and learning it from his dreams. He is, however, aware of the visit, keeps a token and proves that she has visited him, or: b) see Type 853-IV, b, c. (hierin krijgt de held de prinses in zijn macht door middel van een magische viool).
Motifs:
B) A.T. 1653. Omschrijving: ‘The robbers under the tree. Objects fall on robbers from a tree. They flee and leave money. (Motif 335.1.1) Dit type (motief) is in zijn geheel geïncorporeerd in het verhaal cf. type 851. |
|