Helikon. Bestaande in zangen, kusjes en mengel-rijm
(1645)–Pieter Dubbels– Auteursrechtvrij
[pagina 52]
| |
ter is de trouw,
(Door zoeter lusjes)tusschen Man en Vrouw,
Op 't egte bed': waar kan 'er weeld'
Gevonden zijn, die meerder wellust teelt?
Als daar men ziel en merg, en been,
Door liefde, smelt, en ent, in een.
| |
[pagina 53]
| |
II.
Zo gaat het mijn, mijn Rozemont! uw lipjes
Die verschaffen mij wel wellust, als
Ik in de knipjes van het overmals
Robijn, ô heilzaam tijtverdrijf!
Gelijk een kriele mossel hangen blijf;
Maar wat is zullek zoet, als roet?
VVanneermen 't zoetste derven moet.
III.
Maar als ik in uwe open schoot, mij levend'
Mach begraven; ô gewenste doot!
Die mij, al bevend', tot de weelde nood't
Die Venus, (tot een Minneloon,)
Schonk aan d'in schoonheit gadeloze Adoon;
Daar ik, hol over bol, in glij,
Tot ik verstik in lekkernij.
|
|