Vriend of vijand (Cahiers van een lezer)
(1931)–E. du Perron– Auteursrecht onbekend6André Maurois, Climats. (D.G.W., geschr. 11 Nov.)De heer André Maurois vertegenwoordigt op het ogenblik, op de meest volledige wijze, het type van de auteur à la mode. Zijn bewonderaars zeggen dat hij schrijft als de waardigste discipel van Anatole France; alle boekhandelaren, de onwetendste meegerekend, weten hoe gemakkelik zijn boeken zich laten verkopen, en Climats ligt bij stapels achter het uitstalraam, met een karton ernaast: Le dernier roman d'André Maurois, en een groot portret van de schrijver door Martinie of Manuel. De nog jonge auteur is reeds grijzende; men ziet dadelik dat hij veel gestudeerd heeft en wie weet hoeveel nagedacht; hij is onmiskenbaar de man van zijn werk; men kan verschillende invloeden en stromingen nagaan ook op zijn fysiek: hij is slank, erg man-van-de-wereld, en lijkt, terwijl hij van huis-uit Herzog heet, op de koning van Spanje, maar veraangenaamd door het een en ander van Shylock. Men kan zich haast niet meer voorstellen dat hij zo bescheiden begonnen is. Die twee eerste boekjes - humor voor in de trein, zeiden toen de mensen - Les Silences du Docteur O'Grady en | |
[pagina 53]
| |
Les Discours du Colonel Bramble, geloof ik - men beschouwde ze als een niet onverdienstelike interpretatie van Engelse humor, een stekje van Pickwick, uitgegroeid tot een kamerplantje, vriendelik beschenen door wat Latijns licht. Wij waren toen nog heel ver van de volledige werken af op vélin pur chiffon, bij Grasset, en van de opstapelingen van Climats bij iedere boekhandelaar. De heer Maurois is op het ogenblik een niet te versmaden konkurrent zelfs voor de heer Dekobra, als het erop aankomt, en het verwonderlikste van alles is misschien wel dat hij dit sukses aan Shelley dankt. Met Ariel ou la Vie de Shelley is de heer Maurois op de voorgrond geraakt; men vond die biografie - en terecht - alleraangenaamst geromanceerd, en men kon, nietwaar? van dat boek houden om Shelley zoniet om de heer Maurois. Ik weet dat er mensen zijn die minstens evenveel voelen voor een leven van Pizarro door de heer X. of van Vidocq door de heer Z. Die mensen hebben gelijk of ongelijk, maar Shelley blijft Shelley, en niet iedere dichter leeft en sterft zo dat een romancier er de weerklank van ondervindt in zijn roem of zelfs maar in zijn financiën. Men voelt zich tegen wil en dank optimisties gestemd als men bijv. aan het verdrinken van Shelley denkt in verband met het sukses van de heer Maurois; optimisties weer als men bedenkt dat de heer Maurois daarvoor Shelley in zeker opzicht heeft moeten doen herleven. Ariel is een boeiend, een leerzaam, een voortreffelik in elkaar gezet boek. Men zegt dat Maurois' Vie de Disraëli nog beter is, en er zijn wellicht redenen voor. Ik voor mij verkies Shelley, en ik ben blij dat de heer | |
[pagina 54]
| |
Maurois het boek heeft aangekondigd waarnaar men bij de lezing ervan verlangt: Don Juan ou la Vie de Byron.Ga naar voetnoot*) In Méipe wordt ons nog een jeugdportret van Goethe gegeven; in de Voyage au Pays des Articoles bespeurt men, zij het heel flauw, de aanwezigheid van Swift. Maar hier wordt, ondanks de gladheid van vorm en taal die het talent van de heer Maurois het meest karakteriseert, ook het terrein erg glad en zou men zelfs de gemakzuchtige lezer tenslotte liever naar de direkte Werther en Gulliver willen verwijzen. Die gladheid, overigens, van de heer Maurois maakt dat men hem nooit helemààl vervelend vindt, dat in ieder geval zijn pennevruchten: biografieën, romans of essays, altijd met groot gemak kunnen worden geabsorbeerd. Maar zodra men de steun der grote overledenen moet derven en men tegenover de heer Maurois alleen staat, moet men misschien erkennen dat, iedere vorm en iedere schrijfkunst ten spijt, de nasmaak vrij onfeilbaar de waarde van de spijs aangeeft, en dat de heer Maurois, zoals hij reilt en zeilt, nog maar is: een schrijver van achtenswaardige middelmatigheid. Tenzij... Met een alleszins beminnelike bescheidenheid heeft de heer Maurois de lijst van zijn werken onderverdeeld in Essays en Les Années d'Apprentissage. Die leerjaren (men denkt aan Wilhelm Meister!)... | |
[pagina 55]
| |
moet men daaruit opmaken dat de heer Maurois zelf vermeent nog maar op de drempel te staan van een meesterschap waaruit het eerste werk nog zou moeten opdagen? In dat geval dient men af te wachten. Zijn twee enige romans, tot dusver: Bernard Quesnay en Climats staan beide nog onder het hoofd ‘leerjaren’ vermeld. Het eerste is, meen ik, bijna drie jaar geleden verschenen. Het wordt in de wandeling genoemd: ‘de roman van een zakenman’ en veel meer valt er eigenlik ook niet van te zeggen. De zakenman heeft een familie, die familie gaat op in zaken. Aan familie en zaken overgeleverd, verliest hij enige vermogens voor andere dingen. Wij hebben in Holland een paar romans, die daar geen duimbreed voor behoeven te wijken. Wat Climats betreft, het is wat knapper, wat voller misschien ook, of wat subtieler, al rolt het zich af in precies hetzelfde tempo, gepolijst maar voorzichtig, en vooral zonder fouten. Het is ook veel meer een echte roman van liefde, spelende in mondaine kringen, onder mondaine mensen, maar met zeer juiste psychologiese notities en menige voortreffelike vergelijking (meestal aan de muziek ontleend). Men kan er onder meer uit leren dat een man die een heel mooie vrouw trouwt, gevaar loopt haar niet voor zich alleen te behouden, en jaloers te worden bovendien. ‘Mijn klanten, zei mij een boekhandelaar, vinden dat boek allemaal zo mooi, omdat het weer helemaal lijkt op de roman van vóór de oorlog.’ Uit de mond der kinderen hoort men de waarheid. Bernard Quesnay doet telkens aan Henry Bordeaux denken, die een model-roman heeft geschreven over een familie: Les Roquevillard; terwijl Climats | |
[pagina 56]
| |
een Octave Feuillet is voor dames van de XXe eeuw. Alles bij elkaar genomen dus: een zeer leesbaar boek, dat meer dan menig ander de Prix Fémina verdient. Niet iedereen kan er misschien in opgaan, maar iedereen heeft in zich nog wel een zwakheid - of als men bitter wil zijn: een onbeduidenheid - die er zich enige uurtjes met belangstelling in spiegelen kan. Waarom niet trouwens? en laat ons bij een boek als dit altijd bedenken hoe oneindig veel moeiliker het waarschijnlik voor de auteur moet zijn geweest zich (honderdmaal langzamer immers) te interesseren voor zijn verhaal en zijn personages... Waarom ook zou de heer André Maurois zelf een Shelley of een Goethe moeten zijn en zodoende behoren tot de groten over wie men graag spreekt en die men nooit meer leest? Alles bij elkaar genomen is de heer André Maurois, op dit ogenblik: November 1928, een auteur over wie men spreekt èn die men leest. | |
12 November.Zoëven het ms. aan Gr. gegeven. Die zuurzoete toon lijkt mij in de gegeven omstandigheden de meest passende. Maurois ergert mij niet het minst omdat ikzelf hem, après tout, met een zeker genoegen lezen kan. Maar de nasmaak is de zekerste kontrole: als het boek weggelegd is, heb ik het gevoel dat ik mijn tijd heb verdaan, en begrijp ik opeens de uitgever die er een reklame in legt voor gramofoonplaten met de frase: Als het laatste boek van Maurois is | |
[pagina 57]
| |
weggelegd, enz. Inderdaad! het is het drama bij uitstek voor een salon; men geeft er zich het best aan over met kussens in de rug, bij een vaas bloemen en met een sigaret in de mond. Het is weer het enge bestek waar men geen ogenblik uit komt; het is oneindig minder tragies dan banaal. De heer Jaloux roemt hogelik de kreatie van Odile: een van de weinige vrouwen die volkomen àf zijn, in de Franse literatuur, zegt hij, en hij heeft ook wel gelijk; de heer Jaloux trouwens is een ander voorzichtig man en heeft zelden ongelijk. Maar het leren kennen van levende Odiles is weinig aangenaam, het lezen erover een armoedig tijdverdrijf; het scheppen ervan tekenend voor de schepper, enzovoort. Ik zou de heer Jaloux hebben toegejuicht als hij had durven schrijven: André Maurois heeft een alleszins geslaagd boek geschreven met alleszins onbeduidende personages, een dito gegeven, en middelen volkomen in harmonie met de rest. Maar hij zou dan de heer Jaloux niet meer zijn geweest. | |
14 November.Nog gelezen, pour acquit de conscience: Ni Ange ni Bête, bij S. gevonden in een smaakvolle editie met houtsneden van Gandon. Hier hebben wij de discipel van Anatole France op zijn fraaist: de afgeronde discoursen van de sprekers, de smakelik opgediste lesjes en het alles-omvattende skepticisme van de oude meester, het is zeer gelijkend en bijna van dezelfde kracht. Ik kan mij voorstellen dat men liever naar een grappenmakende schoolmeester gaat dan naar | |
[pagina 58]
| |
een doodernstig-vervelende; de vraag is alleen of men niet voor ièdere schoolmeester bedanken kan. Als La Révolte des Anges al het andere werk van France overtreft, is het niet alleen omdat het eind ervan ook zijn ‘laatste waarheid’ brengt, of omdat France, door het er zo dikwels over een biblioteek te hebben, bijna vergeten had zijn eigen biblioteek in dit boek uit te persen - maar omdat er enige bladzijden in voorkomen die bijna zouden kunnen wedijveren met het beste uit Willy.Ga naar voetnoot*) Maar Ni Ange ni Bête staat, ondanks het politieke kader, veel minder dicht bij Les Dieux ont Soif dan bij Le Lys Rouge, een van de ergerlikste prullen die ik ooit als ‘meesterwerk’ in handen nam. Een kleine beschouwing der hoofdpersonen van Les Dieux ont Soif geeft toch reeds een goed beeld van de werkwijze van papa France. Men neemt een figuur uit de revolutie: niet Desmoulins, daar is men te belezen en te slim voor, maar Saint-Just; men verkleint hem zoveel men kan, men neemt de domste kant die men aan hem vinden kan: de legende van zijn zachtzinnigheid; men vervangt zijn ‘idylle’ (die van de notarisdochter, Mlle.GelléGa naar voetnoot**) door een banale ‘relatie’, na een idylliese escapade: - men heeft Evariste Game- | |
[pagina 59]
| |
lin. Nu laat men hem wreed worden. Dan plaatst men tegenover deze Saint-Just zonder genialiteit een Anatole France met veel zielegrootheid en moed: en men heeft Brotteaux des Ilettes. Hoe sympatiek - in deze belichting - staat de twede naast de eerste; zij zijn zelfs van gelijke grootte. Arme Saint-Just!... Laat ons daarna nog eens praten over de verachtelike bohème voor mondaine gezelschappen, de ignobele ‘Verlaine’ van Le Lys Rouge, le poète Choulette. |
|