Vriend of vijand (Cahiers van een lezer)
(1931)–E. du Perron– Auteursrecht onbekend
[pagina 43]
| |
der gerenommeerde jongeren: Morand, Maurois, Lacretelle, etc.; dan de bewijzen dat de eerste zich nog steeds ernstig bekommert om, laat ons zeggen, de ‘mode van de belangstelling’; dat de twede behalve de ongetwijfeld grote kunst van Engelse humor te verstaan ook nog die beoefent van het romanceren van beroemde levens in een stijl, die zegt men, zo klassiek is; dat de derde voortgaat zich een zetel in de Franse akademie te verzekeren met het afwerpen van verhaaltjes die geheel in de Traditie blijven en waarvan de zinnetjes verzorgd zijn met dezelfde élégance waarmee hij, tot ieders bevrediging, zijn dassen strikt. Al de Franse jongeren lopen, tout comme chez nous, over van talent, weten te schrijven, hun luxe-edities te verzorgen, en de tijdgenoten zo ongeveer te voldoen; maar het is misschien toch als een reaktie te beschouwen tegen de produkten van de dag, dat de uitgevers Gallimard en Plon tegelijkertijd een lange serie levens van beroemde mannen zijn begonnen te publiceren en dat overal herdrukken van oudere mémoires, dagboeken, brieven en dergelijke met sukses op de markt worden gebracht. La Sirène gaat voort met het bezorgen van een standaard-uitgave (voor zover doenlik met een tekst waarvan het oorspronkelike handschrift nog steeds in de brandkast van de uitgever Brockhaus verborgen ligt) van de mémoires van Casanova, van die Venetiaanse heer Jurriaan die met al zijn gebreken toch een van de volledigste mensen geweest is van de gehele XVIIIe eeuw; de Nouvelle Revue Française opent een nieuwe serie met het leven van Agrippa d'Aubigné, door hemzelf aan zijn kinderen verteld, met een Spartaanse soberheid | |
[pagina 44]
| |
en in een taal die de gewone lezer soms als Oud-Kastiljaans moet voorkomen; Plon brengt in twee delen de onuitgegeven aantekeningen voor een autobiografie van de Prince de Ligne, een verzameling flitsen waarin mensenkennis, geest en eerzucht om de voorrang strijden; Jonquières herdrukt, als eerste boek van een andere nieuwe serie, de mémoires van Lauzun, de libertijn die bloed begint te spuwen als hij te doen krijgt met een moeilik geval, en wiens avontuur met de Poolse prinses Czartoryska altans de waarde heeft van een voortreffelike psychologiese roman: le beau Lauzun, zelfingenomen en aristokraat tot in de vingertoppen, die zijn bekentenissen vertelt met een verrukkelike nonchalance, doch waarin telkens een opmerking, een frase, een episode, knetterend doel treft als een zweepslag. Tussen al deze geschriften nemen de autobiografiese brokstukken van Benjamin Constant, het onvoltooide Cahier Rouge en het onvolledige Journal Intime een eerste plaats in. Deze mislukte politikus, die zo'n briljant spreker vermocht te zijn, deze halve geleerde, die zo heel veel wist, deze analytikus, die zo'n dromer was, ziet zijn verleden - en hoe dikwels het heden - met een bleke wreedheid. Hij was als kind reeds ontgoocheld en telkens waar hij zich aan de dolste aktie overgeeft, voelt men het als de cache-misère van een altijd aanwezige innerlike kwelling. Het is jammer dat Le Cahier Rouge niet verder gaat dan zijn twintigste jaar, want Constant was vier-en-veertig toen hij deze terugblik op papier bracht en men treft er iedere kwaliteit aan van de romancier van Adolphe, dat vijf jaar eerder, in 1806 (in volle | |
[pagina 45]
| |
botsing met Mme de Staël, en niet na haar dood, zoals men geneigd zou zijn te geloven) ontstond. Behalve enige treffende anekdoten en aantekeningen, voornamelik weer de liefde betreffende, komt er het relaas in voor van een vlucht naar Engeland, dat een meesterstuk op zichzelf is. In de zuiverheid van herinnering, het saamgetrokkene maar tot in nuances volledige van de handeling, in het gegeven zelf: dit jeugd verlangen naar Vrijheid en het zo spoedig vermoeid raken ervan, in de naïeveteit van het optreden en het vriendelik cynisme waarmee het wordt verhaald, herkent men geheel en al Constant. Hoe had deze man, met al zijn moed en zijn geestesgaven, de held-uit-één-stuk kunnen spelen? Napoleon minachtte hem, en Constant tekent bij Napoleon's abdikatie aan: Quel lâche coquin! Zoiets zegt mij meer dan vele zware volzinnen uit sommige ‘doorwerkte’ karakterstudies. Het Journal Intime (1804-1816) bestaat over het algemeen uit korte droge zinnetjes die niet altijd suggestief genoeg zijn om het drama te doen oprijzen dat men er achter vermoedt, maar de kommentaren van de heer Rival zijn, als uitzondering op de regel bij dit soort uitgaven, dikwels van groot belang en schetsen op levendige wijze de konflikten door welke Constant werd heen en weer geslingerd. Het is bij ogenblikken een epos van belachelikheid; er zijn scènes met Mme de Staël, die onvergelijkelik zijn als voorbeelden van burgerlik familiedrama, en bijna altijd is Constant, de bespiegelende, begrijpende, degeen die voorlopig zwicht. Hij is telkens ook weer gereed om over te beginnen, en wordt telkens weer met veel | |
[pagina 46]
| |
schandaal onder het juk teruggebracht. Het heeft wel iets van de wreedheid van Adolphe die bij Ellénore blijft, omdat hij meent dat zij een scheiding niet zou kunnen dragen, en die haar door zijn blijven vermoordt, maar Mme de Staël verschilt hierin van Elnore dat zij Benjamin herhaaldelik als oud vuil behandelt en zich alleen naar het uiterlik door hem laat vermoorden. Rousseau, die, met al zijn achterdocht, aan het ‘koele temperament’ van Mme de Warens gelooft en als bejaard man nog met verering over haar schrijft, Constant, de alles-ontleder, die Mme de Staël au sérieux blijft nemen en, bij al zijn verzet, zijn bestaan grondig laat vergiftigen door haar groteske behoefte aan patos, - het zijn van die gevallen waarbij de lezer met ingehouden woede of goedig meesmuilen toekijkt. Er zijn weinig psychologiese romans die tegen een biografie opwegen als de biografie een zekere waarde vertegenwoordigt: het kwasi banale, onlogiese en onvoorziene dat men in de romancier zou veroordelen, verhogen de levendigheid en het akcent van waarheid bij de biograaf; en zelfs een roman als Adolphe, naast deze uitgave van het Journal gelezen, krijgt misschien meer reliëf nog als kunstwerk, maar iets gewilds, verwrongens, als menselik dokument. Adolphe is Constant, gezien door Mme de Staël; de roman werd geschreven voor haar en als om haar te bewijzen dat hij begreep hoe zij hem zag; het Journal is daar om te getuigen dat hij niets bereikt heeft, zelfs met een zo delikate vorm van verwijt. |
|