en persoonlijkheid zonder weerga, heeft als ‘meester’ misschien één evenknie: de even prachtig-frans schrijvende Pierre Louÿs, maar is verder een legendarische figuur geworden waarover Claude Farrère nog maar schrijven kan als de oude Commynes over Saint Louis. Constantinopel en Japan zouden voor Frankrijk misschien niet bestaan hebben zonder Aziyadé en Les Désenchantées, zonder Madame Chrysanthème en La Troisième Jeunesse de Madame Prune; tenzij daarna - ook zonder Loti - Farrère gekomen was: met Les Civilisés (dat verreweg zijn beste boek blijft en in die tijd Paul Morand in decadent cosmopolitisme vooruitliep), met L'Homme qui assassina en natuurlijk met het ietwat heroï-komische La Bataille. Farrère mocht minder geniaal zijn, minder prachtig prozameester dan Loti, hij had een allergelukkigst talent, hij vertelde boeiend en aangenaam, en hij wist van wat zijn zeevaarderschap hem bood evenzeer te profiteren als wie ook: op zijn - toen zo nieuwe - manier gaf hij een portret van Saïgon, van Constantinopel, van Japan, waarmee de franse lezer, ook na Loti, rekening moest houden. De eigenlijke verhalen bij Loti waren altijd uiterst eenvoudig: meer dan een liefdesavontuur gedurende een ‘escale’ was het feitelijk nooit; bij Farrère waren ze, ofschoon bijna even ongezocht, toch wat gecompliceerder; er gebeurde iets in, er was een drama met enkele conflicten, iets dat het midden hield tussen de avonturenroman en de ‘franse roman’ van toen.
Door dit nieuwe boek, dat ons weer in Turkije brengt, wordt men dubbel verleid om te zien hoe Farrère zich in de onbarmhartige nieuwste tijd handhaaft. Men wist dat hij steeds meer een gewoon, een middelmatig vlot romancier was geworden, maar het onderwerp scheen hem zijn revanche te kunnen geven, ook na herhaalde commerciële prestaties. En het is wonderlijk hoe juist dit boek een niets ontziend licht terug werpt over alles wat deze auteur ook in zijn glorietijd heeft kunnen publiceren. Les Quatre Dames d' Angora is voor wie ook nog maar één illusie had, even moordend en troosteloos als de sfeer, die Farrère van het nieuwe Turkije (ondanks alle sympa-