| |
| |
| |
6 Valeriu Marcu, Lenin. (Den Gulden Winckel, geschr. April '31.)
Onder de vele boeken die reeds over Lenin geschreven werden, neemt dit boek een honorabele plaats in, en gegeven het ogenblik waarop het verscheen (zes jaren na Lenin's dood), misschien ook wel terecht. Tegenover een onderwerp dat nog zo aktueel is, kan nauweliks onpartijdigheid worden verwacht; toch heeft de heer Marcu daar voortdurend naar gestreefd, soms zelfs met meer dan grote voorzichtigheid. Hij heeft zich duidelik tot taak gesteld om, temidden van de vele brochures voor en tegen, een schets te geven van wat de historiese Lenin kan zijn geweest, en al zou over tien jaar reeds blijken hoe ontstellend weinig dit histories procédé heeft opgeleverd, dan komt hem nog lof toe voor de goede bedoeling. De historiese biografie immers is op zichzelf reeds een gevaarlik genre: zodra men een figuur losmaakt, niet van zijn omgeving - dit zou onmogelik zijn - maar van de schaal volgens welke hij zich tot die omgeving verhoudt, is de objektiviteit reeds te niet gedaan: het enkele vooruitschuiven van een figuur naar het eerste plan schaadt reeds aan de historiese waarheid. Een Trotsky, een Saint-Just, door het betrekkelike en toch onvermijdelike isolement van een monografie, verkrijgen een grootheid ten koste van een groep of een andere figuur, van een Lenin bijv. of een Robespierre. De historie wil dat Saint-Just, met al zijn geniaalheid, met zijn grotere gaven wellicht, op het ogenblik dat de guillotine een eind maak- | |
| |
te aan zijn carrière, op zijn 27e jaar, tenslotte niet minder was, maar ook niet méér, dan de rechterhand van de 36-jarige Robespierre; en Trotsky, die op menig ogenblik Lenin evenaart, is steeds de eerste om in hem zijn meester te erkennen, om uit eigen beweging achter hem te verdwijnen, overal waar het belang van de zaak dit eist. Deze verhouding, die nu reeds voor iedereen, zelfs de troskysten, als een waarheid geldt, kan door de historie niet anders dan worden bevestigd. In het boek van de heer Marcu komt
Trotsky zo goed als niet voor; Lenin wordt er in zijn menselike verhouding tot tegenstanders en medestrijders nauweliks geschetst; het schijnt de bedoeling van de schrijver te zijn geweest hem te doen uitkomen tegen de historiese achtergrond der gebeurtenissen alleen, en zelfs die worden ons nog verteld in een zo filosofies-generaliserende toon, dat het soms is of de grote figuur op de voorgrond, ofschoon op een andere schaal vertoond, toch aan de achtergrond blijft vastgekleefd, alsof (vreemde revolutie in het perspektief) die achtergrond soms volkomen over hem heen schuift, zodat wij de aanwezigheid wéten van de reus, maar hem nauweliks meer zien.
Als men hiermee vergelijkt de studie die Victor-Serge aan de gedachte van Lenin heeft gewijd, of het sobere, maar scherpe beeld dat Trotsky van zijn persoonlikheid heeft gegeven, zowel in zijn autobiografie als in sommige van de daaraan voorafgaande herinneringen, dan vraagt men zich af of de subjektieve getuigenissen van partijgenoten niet een voordeel hebben, een element, dat in het boek van de heer Marcu erg mager is: de direktheid, het sterk partij- | |
| |
dige, maar leven-gevende enthousiasme. De legende wil, dat Lenin niet Lenin geworden zou zijn, als hij zijn broer niet had zien ophangen. Op de eerste bladzijde van Marcu vindt men reeds de terechtstelling van de broer - met het bewijs dat Lenin die terechtstelling onmogelik heeft kunnen bijwonen. Dit is de positieve kant der historiese onpartijdigheid, waarvoor men niet anders dan dankbaar mag zijn. De negatieve is erger. Een citaat, een filosofiese frase, een z.g. poëtiese vergelijking (de poëtiese vergelijkingen en ‘beelden’ vooral zijn in dit boek bijna slag op slag gezocht en ernaast) moet dan een lacune vullen, die door de lezer vermoed wordt, maar evenmin met zekerheid kan worden vastgesteld. Het is een euvel waaraan ieder brok levende geschiedenis echter lijdt, en als men de lijdensweg kon volgen die de arme historikus heeft afgelegd: in deze kuil is hij zelf zwaar neergevallen, over die afgrond heeft hij zich moeten schuiven, decimetersgewijs, over een zwiepend dun boomstammetje dat niet dan met heksenwerk erover werd gemikt - dan zouden ons felicitaties naar de lippen rijzen, waar wij op het punt stonden verwensingen te uiten.
Dit boek is een behoorlik stuk werk, dat in de eerste jaren aanbevelenswaardig blijft. De ingewijden hebben over Lenin sedert lang vele andere boeken gelezen, de oningewijden worden na deze eerste handleiding er wellicht toe gebracht zich te wagen aan rechtuit partijdiger lektuur. De figuur van Lenin, hoe men er verder ook over denken mag, is een van de grootste, wellicht zelfs de grootste, historiese onzer XXe eeuw; in zijn geweldige kracht, maar ook in zijn
| |
| |
geweldige eenvoud, vertegenwoordigt deze man nauwkeurig het Russiese proletariaat dat, met Amerika als tegenpool, een der twee hoofdelementen dreigt te zijn van de komende wereldgeschiedenis. Men kan het de heer Marcu alweer niet verwijten wanneer zijn stijl, in de eerste plaats, onvoldoende is gebleken om deze bizondere kracht te suggereren; om een Napoleon, die bovendien een tijdgenoot zou zijn, ook maar even overeind te zetten, is een Stendhal nodig of een Balzac. La pensée de Lénine, schrijft Victor-Serge, est action... Aucune dissociation, chez Lénine, de l'action et de la pensée. Aucune déformation professionelle de l'intellectuel. Jamais de la spéculation dans l'abstrait. Harmonie totale de l'intelligence et de la volonté. Om het leven van een dergelijke persoonlikheid gelijkend weer te geven, zou men moeten beschikken, niet alleen over een gelijkgestemde geest en taal, maar over een feitenmateriaal, dat zich met de grootste duidelikheid liet uitstallen, onpartijdig desnoods, maar ook zonder de minste voorzichtigheid, zonder de minste vrees voor nog agerende politieke machten. Het is bijna het onmogelike vergen.
In enkele hoofdstukken, vooral waar hij de ideologie voor de handeling verlaat, is de heer Marcu er toch in geslaagd de betekenis van Lenin, in de praktijk van de revolutie vooral, duidelik te maken. Want, hoezeer bij uitstek een symbool, was hij niet minder een Individu, als zodanig de klasse dominerend wier zaligmaker hij nu reeds heet, zozeer als een groot man het een klasse enigszins te doen vermag. Overal waar de overwinning van zijn idee het eiste, van de hem door Marx aangebrachte, maar door hemzelf
| |
| |
langzaam verwerkte Teorie (die voor hem ieder geloof te vervangen had), heeft hij niet geschroomd met de wachtwoorden van de vorige dag, het programma en wat dies meer zij, ruw om te springen, zeker van de zuiverheid van zijn bedoeling, van zijn wil ook, en van wat men te bereiken had, niet zonder fouten of misstappen, maar dageliks juist lerend door de onvermijdelike fouten van elk nieuw toegepast systeem. In tegenstelling met de mensjevisten, zo platonies verliefd op de teorie zelf dat ze voor de konsekwenties van de daad terugdeinsden, had hij, de bolsjevist onder allen, altijd gehunkerd naar het ogenblik van de daad; en later, midden in de handeling, wist hij duizend maal te improviseren. Even dwingend als het tsarisme bestreed hij de anarchie, - en niet zozeer de historiese ideologie misschien als enkele zuiver-menselike trekjes doen ons hier het verschil voelen tussen de verdreven ‘Vadertjes’ en de nieuwe vader, die op zijn manier weer een tyran was: deze man bleef in het veroverde Kremlin rondlopen met een oud pak dat hij nog uit Zwitserland had. Zijn maaltijden bleven even sober; de tapijten, spiegels en kroonluchters van de paleizen die hij tot bureau kreeg, imponeerden hem zo weinig dat hij een slap boordje bleef dragen in volle waardigheid. Kort na het uitbreken van de Februari-revolutie, toen hij naar Rusland terug zou gaan, kocht Radek hem in Stockholm een paar nieuwe schoenen, hetgeen hij zich liet welgevallen, maar toen men er nog een overjas en wat linnengoed bij wilde doen, weigerde hij, omdat het niet in zijn bedoeling lag, zei hij, om in Petrograd een konfektiewinkel te openen.
| |
| |
Ik geef deze anekdote als een van de te weinige in dit boek. Ik voel veel minder voor het andere verhaal, dat men ook bij Trotsky vindt: het gebaar dat hij gemaakt moet hebben, de ochtend na zijn triomf, in het Smolny-paleis, een draaibeweging rond zijn hoofd, met de woorden: ‘Die plotselinge overgang - het maakt je duizelig’. Het moet anders wel populair zijn, waar het immers een staaltje is van die bepaalde menselikheid, waardoor de grote man even lijkt op iedereen.
|
|