lijkt mij, als roman op zichzelf beschouwd, zeker veel minder geslaagd dan Les Conquérants; het avontuur is hier ook zo bewust en voortdurend op een hoger plan gebracht, dat men al te vaak de indruk krijgt niet meer te doen te hebben met een realiteit maar met zoiets als de metafysika van het avontuur. Het verhaal schiet zo snel en bruusk op, met zulke korte wendingen, en vooral, met alleen die onderdelen naar voren gebracht die de auteur interesseerden (desnoods, men zou bijna zeggen: liefst, zonder nut in de afwikkeling van het verhaal) dat het element tijd, of duur, in dit boek grillige plooien krijgt. Bovendien, wordt alles gedomineerd door het kommentaar op de handeling, komende van de personages zelf.
Voor mij - wellicht omdat ik Malraux te goed ken - is er bijna geen verschil tussen de jonge avonturier, Claude, en de oudere, Perken. Het zijn twee fazen van één mens, veel meer dan twee mensen. M. beweert dat ik mij hierin vergis en dat deze gelijkenis schijnbaar is, omdat er een akkoord bestaat tussen deze twee; in de volgende delen, zegt hij, zal men duidelik het verschil zien, wanneer ook Claude ouder wordt. Het is waar dat M. dit boek gelezen wil hebben als een tragiese inwijding, hij zegt zelfs een ‘proloog’. De dood van Perken is als een verklaring voor de verdere ontwikkeling van Claude, zoals in Claudel's Tête d'Or de dood van zijn geliefde en van zijn vriend, Simon Agnel rijpt tot een overwinnaarsfiguur. Het was, vanuit een zeker standpunt bekeken, wellicht onjuist dit eerste deel apart te publiceren. Hoe het zij, voor mij zou er altijd nog iets anders zijn dan een schijnbare of werkelike gelijkenis tussen