Brieven. Deel 7. 2 juli 1937-30 november 1938
(1981)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd3362. Aan J. Greshoff: Garoet, 4 december 1937Garoet, 4 Dec. '37. Beste Jan, Hoewel ik je gister net een briefkaartGa naar voetnoot1. schreef en me verder beroerd, door-en-door pessimistisch, en physiek belabberd voel - ik wil daar nu verder niet meer over schrijven, want 't wordt vervelend - wil ik toch even antwoorden op je briefje en de alleraardigste brief van Aty die daarbij ging. Aan Aty zelf antwoordt Bep ook; daar schrijf ik dan nog wat bij.Ga naar voetnoot2. Ik kom hier alleen maar herhalen (ik schreef 't je op de briefkaart al) dat ik 't compleet met alle argumenten van Aty - en van jou - eens ben. Als Tervueren me aantrok was 't 1o om jullie (we wilden nooit verder brusselwaarts dan de bould. Brand Whitlock), 2o om de goedkoopte.Ga naar voetnoot3. Maar je hebt gelijk: als wij teruggaan, moèten we naar | |
[pagina 225]
| |
Holland. Bep vindt dat haast afschuwelijker nog dan Indië, maar ze is daar tenminste gezond. Wat mij betreft, als de dyssenterie in de tropen onuitroeibaar blijkt - zooals bij hoopen gevallen gebeurt - dan moèt ik over een tijd terug. Batavia is hoogst onzeker, maar wij gààn erheen! Verdere avonturen hoor je dan wel. De huizenkwestie daar is op zichzelf een avontuur! Verder schrijf je dat je Gedichten een 4e druk gaan beleven.Ga naar voetnoot4. 't Is ongehoord! Maar ik ben er hartelijk blij om en ‘bedenkelijk’ lijkt het mij niet. Af en toe wordt Lubbes gewaar dat hij iets goeds ook nog begrijpen kan. (Denk maar aan Max Havelaar!) Dat er altijd een compromis is, bij groote oplagen, spreekt vanzelf. Maar 't is ook een beetje sneeuwbal: Jan Lubbes geeft 't door aan Willem en zoo; dàt heeft met de waarde van je verzen niets meer te maken. Je wordt ook in Indië druk geciteerd. Ik hoop ook - en hoorde zooiets - dat Het Vijfde Zegel druk gekocht wordt. Ik vind het een magistraal werk, hóógst eerbiedwaardig en zéker ‘literatuur’. Verder begrijp ik van je ontboezemingen niets, nul, zéro, nihil. Ik begrijp wel dat het ‘actueele’ en ‘directe’ vmdl. een omschakeling van de Inquisitie naar Hitler is, en misschien is de betrekkelijke lafheid van den kunstenaar Greco je erg sympathiek. Maar hoe je er verder bij ‘betrokken’ bent, dat moet je me toch eens uitleggen. Ik leer graag; en déze problemen zijn zoo mysterieus, want zoo zie je hoe je je beste vrienden niet kent. Ik heb dit Zegel met de grootste verwachtingen opgenomen en met de allerbeste wil doorgeworsteld tot de laatste blzij - na ⅓ van 't boek overigens puur uit vriendschap en bewondering voor Simon, - maar mij heugt niet dat ik me zóó stompzinnig verveeld heb. Het is voor mij een panopticum van wassenbeelden, met uitvoerig beschreven traditioneele gebaren, in een taaie, trage stijl, waarin ik maar op enkele blzn. het geluid van Simon hoor, vol taaie erudieterige gesprekken die me nergens geïnteresseerd hebben en waar ik de reconstructie als een verfoeilijk politoer van rook, alles om een intrigue heen van semi-pederastischen aard (Greco-Esquerrer en voor mijn part Philips als ‘Dritte im Bunde’ - deze Schilleriaansche term is hier precies op z'n plaats!) die in 100 blzn. ruimschoots afgewerkt had kunnen zijn. De freudiaansche Imago-motieven vind ik langzamerhand ongepermitteerd worden, en de conclusie - de teruggevonden Esquerrer | |
[pagina 226]
| |
met den dolk als wreker - nogal erg banaal. Nu is dit allemaal niets, als je er maar om andere redenen contact mee hebt! Maar dat contact heb ik nergens gehad (terwijl ik, naar ik meen, veel meer van Ina Damman en Else Böhler houd dan jij?) en alles bij elkaar zeg ik je misschien het meest onthullende woord als ik zeg dat ik De Rijke Man, dat ik als een ‘mooi’ en ‘belangrijk’ boek erken en dat me toch al knapjes heeft doorgezaagd, een passionnante detective-roman vind, vergeleken bij deze Feuchtwanger-achtige dikke Greco-bouwdoos. Ik heb geweigerd erover te schrijven voor 't Bat. Nwsbl. omdat ik 't verdom om kwaad over Simon te schrijven, en omdat ik de pest had aan mezelf dat ik zóó reageerde op een boek dat zoo'n knap en serieus werkstuk is. Kortom, voor mij: àlle respect voor Simon, maar ik acht 't door-en-door ‘een vergissing’ en hoop dat hij nooit overbegint. Maar nu jij 't zoo mooi vindt, mag ik dat niet meer zeggen! Ik ben blij dat jij 't zoo heerlijk vindt, en wensch je nu van harte toe dat Simon je nog eens zooiets voorzet. Maar bij de baard van El Greco himself, ik sjouw dan niet verder dan tot blz. 50!Ga naar voetnoot5. Eigenlijk is 't verdomd leuk, deze verschillen! Denk eens aan jouw minachting voor Celibaat van Walschap. Ik vind Vestdijk een veel grooter schrijver, mensch, kunstenaar - al wat je wilt - dan de vrij ‘sterke’ maar beperkte Walschap, maar Celibaat vind ik een godenspijs naast het Zegel. Je moest je toch eig. eens tijd gunnen om me uit te kafferen dat ik zóó dom ben, en me te laten voelen waaròm dat boekje zoo erbij ‘betrokken’ heeft. Want dàt begrijp ik het minst van alles. Als je 't alleen maar geweldig bewonderde, zou ik 't veel gauwer snappen. Hier stop ik, omdat er niets anders in jouw brief staat. Ik schrijf altijd langer dan jij, en wil me nu beperken tot ingaan op de dingen die jij aanroert, anders wordt het tè veel een monoloog met wat scheuten tot antwoord. Houd je taai; ik zou er ik-weet-niet-wat voor over hebben als ik je uit de rotzooi van dat stukkies pennen kon helpen. Ik had nooit arm moeten worden, godverdomme en godverdomme. Als ik mijn geld gehouden had en bv. Gistoux, denk eens aan wat ik voor mijn vrienden had kunnen doen! Ik had jou en Aty één vleugel gegeven, waarin de jongens ook nog hadden kunnen logeeren en je was althans van eten en huishuur af geweest. Ik weet dat ik zulke dingen zou hebben gedaan. Daarom ben ik arm gewor- | |
[pagina 227]
| |
den; de sloebers die nooit zulke dingen doen, die blijven met aardsche goederen gezegend. Soit, God is groot! Wanneer moet ik Jean weer geld zenden en hoeveel? Geef't maar ten naastebij op. 't Moet tòch ergens vandaan komen, waar 't eigenlijk niet is, en 't kan tòch maar duren zoolang als 't duurt. Veel hartelijks van steeds je E. |
|