1941. Aan J. Greshoff: Parijs, 26 januari 1934
Beste Jan,
Neem het me niet kwalijk, maar ik denk niet meer dat ik het stukje over Schmied schrijven zal. Qu'importe? - en Coenen is er ook niet op gesteld.
Ik ben werkelijk misselijk van deze stukjes-schrijverij, die toch niet helpt. Vanmorgen kwam D.G.W. binnen met het walgelijke stuk van Theun de Vries, en op de eereplaats alsjeblieft. Ik schrijf Kramers met gelijke post om mij te schrappen als medewerker; dit omdat ik geen lust meer heb om terug te schrijven, wat ik vroeger zeker gedaan had.
Ik heb de handen vol. Zeg aan Coenen maar, bij gelegenheid, dat mijn stukje mislukt is of wat je wilt...
Hoor ik spoedig iets van de T.V.-bespreking?
Dank en steeds hartelijk je
E.
Ik heb het razend druk, want ik werk, behalve aan de vertaling, ook nog voor mijzelf (in aanteekeningen, helaas!)
Parijs, 26 Januari.