Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| |
hoe duidelijker dat wij dezen kant van Couperus niet moeten opnemen in ons eene deel. - Dit werk heeft toch altijd iets van een catalogue raisonné; het treedt, aan den eenen kant, te zeer in competitie met andere catalogi - die alle ook weer, meer of minder, persoonlijk zijn!; aan den anderen kant wordt onze voorkeur voor dit of dàt stuk al te veel beïnvloed, dunkt me, door de onderwerpen. Ik voel bijv. erg veel voor het heele hoofdstuk over Pisa; maar als ik dàt eruit zou moeten lichten, vraag ik mij af: waarom? Al deze stukken staan vrijwel op hetzelfde peil; vooral als kunstkenner en -minnaar, blijft Couperus vrijwel altijd zichzelf gelijk. Maar ik zie daarom ook geen stuk dat, zooals ik vroeger zei, als vanzelf ‘er uit springt’. Jij wel? In dat geval zou jij kunnen kiezen. Ik geef het op. Vooral tusschen de verhalen geplaatst, zullen deze fragmenten van een catalogue raisonné, geloof ik, erg verbleeken. Kortom, ik waag het er niet op, dat staat vast. Zend mij spoedig Legende, Mythe en Fantaisie. Beste groeten. Je EdP. Gelijk hiermee zend ik je de 2 dln. terug. Woensdagavond. Met de middagpost, waarmee ik de Blanke Steden verzond, kwamen hier Legende, Mythe, enz. en het overdrukje van Elzeuier's.Ga naar voetnoot1. Het laatste is heel mooi; en werd mij rechtstreeks toegezonden; je hebt mij dus wèl genoemd? De portretten zijn heel goed; ik heb er direct Couperus en Slauerhoff uit gesneden, de eerste om in het 1e deel van de Kleine Zielen te worden ingeplakt, de tweede voor mijn ex. Schuim en Asch. De rest.... o! de rest! - Ik heb ook het proza van Houwink doorgekeken; het wemelt van stommiteiten en absolute onjuistheden. Ik zal het je eerstdaags terugzenden met mijn kantteekeningen. En dat krijgen die brave PEN-menschen uit andere negorijen nu als evangelie te slikken, zonder protest ook van Hollandsche zijde. Intusschen, dank voor een en ander. Tot nader. EdP. | |
[pagina 136]
| |
Ga naar voetnoot2.P.S. - Misschien ga ik een stuk schrijven, voor de Vr.Bl., over de catalogus voor den buitenlandschen PEN-man, van Houwink. In dat geval houd ik de overdruk nog wat aan. Ik denk dat, als ik het schrijf, het iets worden zal als het Gesprek over Slauerhoff; maar dan een ‘gesprek met een buitenlander’. |
|