Brieven. Deel 3. 1 april 1931-31 december 1932
(1978)–E. du Perron– Auteursrechtelijk beschermd908. Aan F.E.A. Batten: Gistoux, 9 juli 1931Gistoux, Donderdag. B.F. - Met Legende, Mythe, etc. ben ik ook al klaar. Niet veel tijd aan besteed; ik begin Couperus nu zóó te kennen, dat ik aan den toon van een verhaal al merk of het goed wordt of niets. En dit boekje vind ik - als ik je er niet èrg mee grief - bijna prullig. Vooral in vergelijking met de 2 vorige deelen van dit soort, en ook met de 4 legenden uit Over Lichtende Drempels, blijft er eigenlijk niets van over. Ik zie geen enkel verhaal (of stuk) om op te nemen; als je vindt dat ik me vergis, hoor ik het nog wel. Een van de beste (na)vertelsels hier is m.i. De Rots, maar eigenlijk heeft dat ook niets om het lijf. Ik denk dat onze groote Louis, toen hij deze dingetjes schreef, veel ‘brosse koekjes’ at, uit de andere hand. Zend me nu niet Met L.C. naar Afrika, en ook niet Oostwaarts; zoek jij zelf daar maar in, als je vindt dat het gebeuren moet. Evenzoo voor Nippon. Ik krijg nu nog van je: de 4 dln. Van en over alles en iedereen, die ik nog niet zag, de 3 dln. Proza van Holkema en Warendorf en Het Snoer der Ontferming. En God en Goden - hoort dat hier niet bij? Maar wacht nu tot de volgende maand! Begin Augustus voel ik me wel weer frisch. Beste groeten van je EdP. Ga naar voetnoot1.Ik stuur je het stuk van Roel tegelijk met Legende enz.; après tout kan ik mijn tijd beter gebruiken dan met er een stuk tegen te schrijven. |
|